nummer: 10/2938/TA
betreft: [klager] datum: 1 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft het beroep nader schriftelijk toegelicht.
Klagers raadsvrouw mr. J.H. Rump is niet ter zitting verschenen.
Het lid prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt is verhinderd om bij de behandeling van het beroep ter zitting aanwezig te zijn en zal op grond van de stukken de zaak medebeoordelen.
Klagers raadsvrouw is een verslag van het behandelde ter zitting toegestuurd en in de gelegenheid gesteld om op dit verslag te reageren vóór 11 februari 2011. Op het secretariaat van de Raad is geen reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klager op 12 juli 2010 is gebeld door een medewerker/jurist van de Nationale ombudsman en dit gesprek niet met hem is doorverbonden.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en terzake geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer 07/493/TA van 14 augustus 2007 en 07/2907/TA en 07/2939/TA van 25 maart 2008. Een tbs-gestelde mag niet gehinderd worden in zijn contact met een geprivilegieerde instantie,
maar komt geen recht toe om direct en op elk gewenst moment in contact te komen met de geprivilegieerde instantie.
Niet is gebleken dat door klager duidelijk is gemaakt dat het noodzakelijk was om mevrouw Van B., jurist bij de Nationale ombudsman, direct door te verbinden met klager. Nu klager nog dezelfde dag telefonisch contact heeft gehad met mevrouw Van B. is
niet aannemelijk geworden dat klager op enigerlei wijze is beperkt in de telefonische contactmogelijkheden met een geprivilegieerde instantie.
Eerder is aangegeven dat de huisregels op het punt van geprivilegieerde contacten niet volledig waren en zouden worden aangepast. Inmiddels zijn de huisregels op dit punt gewijzigd.
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is gebeld door een jurist van de Nationale ombudsman en dit gesprek is niet met hem doorverbonden. Klager begrijpt dat een gesprek van een geprivilegieerd contact niet direct wordt doorverbonden, maar het dient wel doorverbonden te worden. Er
was
geen sprake van een noodsituatie, waardoor het gesprek niet doorverbonden kon worden. Volgens de inrichting was er geen noodzaak om het gesprek door te verbinden. De inrichting draait de zaak om.
Op de vraag van de voorzitter of klager door het niet doorverbinden van het telefoongesprek in zijn belangen is geschaad, heeft klager geantwoord dat hij niet in zijn belangen is geschaad. Het was geen klacht, maar een opmerking. De beklagrechter heeft
er zelf een klacht van gemaakt.
Op de vraag van de voorzitter of de uitspraak een klacht van klager betreft, heeft klager ‘ja’ geantwoord en daaraan toegevoegd dat een dergelijk telefoongesprek direct dient te worden doorverbonden, net als een gesprek van een advocaat. Dit hoort in
de
huisregels te staan.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, vierde lid, Bvt heeft de verpleegde het recht met de in artikel 36, eerste lid, Bvt genoemde personen en instanties telefoongesprekken te voeren, waaronder onder e vermeld de Nationale ombudsman.
Klagers beklag betreft de weigering namens het hoofd van de inrichting om tijdens therapietijd een telefoongesprek van een medewerker/jurist van het bureau Nationale ombudsman door te verbinden met klager.
In 7.3.1 van de toentertijd in de inrichting geldende huisregels stond vermeld dat telefoongesprekken van familie, vrienden en kennissen buiten therapietijd plaatsvinden en dat telefoongesprekken met advocaten wel onder therapietijd mogelijk zijn.
Door het hoofd van de inrichting is aangegeven dat abusievelijk in deze huisregel niets is vermeld over telefonisch contact met andere geprivilegieerde contacten en dat de huisregels op dit punt inmiddels zijn aangepast.
De beroepscommissie overweegt dat uit de Bvt, noch uit de toentertijd geldende huisregel, noch uit jurisprudentie voortvloeit dat een telefoongesprek van een geprivilegieerd contact terstond met een verpleegde dient te worden doorverbonden. Klager
heeft
niet aangevoerd dat direct contact met de medewerker noodzakelijk was en dit is ook uit de stukken en het behandelde ter zitting niet gebleken. Daarbij komt dat klager nog dezelfde dag in de gelegenheid is gesteld om contact met de medewerker van de
Nationale ombudsman op te nemen en dat klager niet heeft aangegeven dat hij door het niet doorverbinden van het telefoongesprek nadeel zou hebben ondervonden.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 maart 2011
secretaris voorzitter