Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0030/GB, 25 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/30/GB

Betreft: [klager] datum: 25 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. de Ruijter de Wildt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing van 23 december 2010, strekkende tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 16 oktober 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 28 december 2010 is hij overgeplaatst naar de b.b.i. van de locatie Westlinge. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor de
z.b.b.i. van de penitentiaire inrichtingen Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de Britse nationaliteit en is daarom EU-onderdaan. Hij heeft verzocht in aanmerking te worden gebracht voor een zogenaamd stapeltraject van een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.). De inrichting, de
reclassering en de politie hebben hierover positief geadviseerd. De selectiefunctionaris heeft die adviezen niet overgenomen omdat klager niet over een werkvergunning en een recht op uitkering zou beschikken. In het bezwaarschrift heeft klager
aangevoerd dat hij als Europees onderdaan in Nederland vrij mag verblijven, geen werkvergunning nodig heeft en net zo behandeld dient te worden als Nederlanders en dus (onder meer) recht heeft op bijstand, indien hij tijdens een p.p. niet in de kosten
van levensonderhoud zou kunnen voorzien. Ook is erop gewezen dat de door de selectiefunctionaris gebruikte afwijzingsgrond niet wettelijk is voorzien. Ook het nadien ingenomen standpunt van de selectiefunctionaris, te weten dat klager niet beschikt
over
een burgerservicenummer (BSN) en niet staat ingeschreven in de Gemeenschappelijke Basis Administratie (GBA), zijn geen gronden die in de penitentiaire wetgeving als weigeringsgronden staan vermeld. Desgevraagd hebben medewerkers van het bureau
selectie-
en detentiebegeleiding van zowel Norgerhaven als Westlinge aangegeven niet bekend te zijn met deze eisen. In Norgerhaven verkeerde men in de veronderstelling dat een bewoner van de inrichting automatisch zou staan ingeschreven in de gemeente
Noorderveld, waardoor aan klager ook een BSN zou zijn toegewezen. Die veronderstelling bleek onjuist omdat de gemeente Noorderveld geen actief inschrijvingsbeleid voert ten aanzien van de bewoners van de p.i. Veenhuizen. Klager is van mening dat, nu de
weigeringsgronden zoals door de selectiefunctionaris aangevoerd, niet blijken uit de wet, het beroep gegrond zou moeten worden verklaard en dat klager alsnog moet worden overgeplaatst naar een z.b.b.i. Klager is van mening dat er ten aanzien van hem al
meer dan genoeg fouten zijn gemaakt. Onder meer door hem in eerste instantie ten onrechte in een zogenaamde VRIS-inrichting te plaatsen. Door die fouten heeft klager schade geleden. Klager voldoet inmiddels aan de door de selectiefunctionaris gestelde
eisen voor deelname aan een stapelprogramma. Daadwerkelijke plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Grave kan, nu het hele traject van advisering en besluitvorming opnieuw zal moeten worden doorlopen, nog langere tijd duren. Ook als de
selectiefunctionaris
een nieuwe (positieve) beslissing zou nemen, komt klager op de wachtlijst te staan voor die z.b.b.i. en kan het nog langere tijd duren voordat hij daar daadwerkelijk geplaatst kan worden. Klager verzoekt om bij een gegrondverklaring tevens een
financiële tegemoetkoming toe te kennen voor het door hem ondervonden ongemak.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het ten aanzien van klager opgemaakte selectieadvies stond vermeld dat hij niet beschikte over een BSN en dat er ook geen sprake was van een GBA-inschrijving. Bij de deelname aan een p.p. dient met te beschikking te hebben over werk of een
uitkering.
Er dient inkomen te zijn voor onderdak, onderhoud en betaling van een zorgverzekering. Gelet op het ontbreken van het BSN en een GBA-inschrijving, was het voor de selectiefunctionaris onduidelijk of klager in zijn eigen onderhoud zou kunnen voorzien
bij
deelname aan een p.p. Om die reden is deelname aan een zogenaamd stapeltraject afgewezen. Omdat klager niet voldoet aan de eisen voor plaatsing in een z.b.b.i. (zonder aansluitend p.p.) kwam klager slechts in aanmerking voor een b.b.i.-plaatsing. De
Reclassering Nederland is direct na het nemen van de selectiebeslissing van een en ander op de hoogte gesteld en heeft aangegeven hiermee aan het werk te zullen gaan. Op het moment dat vaststaat dat klager mag werken en/of recht zal hebben op een
uitkering en zelf in zijn onderhoud kan voorzien tijdens een p.p., zal de selectiefunctionaris klager alsnog in aanmerking laten komen voor plaatsing in een z.b.b.i. Nu klager bij selectiebeslissing van 15 februari 2011 alsnog is geselecteerd voor
plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Grave, zou klager niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beroep.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Vaststaat dat klager thans in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i en hij inmiddels op de wachtlijst staat voor feitelijke plaatsing aldaar. De vraag die thans beoordeeld dient te worden is, of klager ten tijde van het nemen van de
oorspronkelijke selectiebeslissing en de beslissing op het bezwaarschrift, ten onrechte niet is geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i. Klager beschikte ten tijde van het nemen van beide hiervoor genoemde beslissingen niet over een BSN en stond
niet
ingeschreven bij het GBA. Omdat klagers selectie voor een z.b.b.i., gelet op zijn strafrestant, slechts mogelijk was bij aansluitende deelname aan een p.p., mocht de selectiefunctionaris bij zijn beslissing tevens rekening houden met de eisen voor
deelname aan een p.p. Nu op grond van dat ontbreken van een voor klager geldend BSN en een inschrijving in het GBA, de selectiefunctionaris in redelijkheid mocht overwegen dat klager niet voldeed aan (één van) de eisen voor deelname aan een p.p., kon
klager slechts worden geselecteerd voor plaatsing in een b.b.i., hetgeen vervolgens is geschied. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat geldt temeer nu de selectiefunctionaris klager, zodra klager aantoonde dat hij stond ingeschreven bij het GBA en over een BSN beschikte, heeft geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van zijn
voorkeur. De omstandigheid dat het, gelet op de voor die inrichting bestaande wachtlijst, nog enige tijd kan duren alvorens klager daar daadwerkelijk zal worden geplaatst, maakt dat oordeel niet anders. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven