Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3395/GB, 22 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3395/GB

Betreft: [klager] datum: 22 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.R.M. Noppen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 14 juli 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Omdat klager op 2 november 2009 uit detentie zou zijn geraakt en daarna binnen een jaar weer zou zijn ingesloten wordt klager op dit moment niet geschikt bevonden voor plaatsing in een b.b.i. Er is in klagers situatie onvoldoende vertrouwen in een
ongestoord verloop in geval van toekenning van vrijheden. Klagers is van mening dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Niet kan worden volgehouden dat er op grond van de aard, zwaarte en achtergrond van het
gepleegde delict en de persoonlijkheid van gedetineerde een bezwaar bestaat tegen plaatsing in een b.b.i. De over klager uitgebrachte adviezen waren positief. Klager is reeds tweemaal voor algemeen verlof in aanmerking gekomen, hij heeft activiteiten
ontplooid in het kader van het programma Terugdringen Recidive en heeft de COVA-training gevolgd. Omdat de bestreden beslissing is toegespitst op de omstandigheid dat er sprake is van herhaalde recidive, is het van belang de Regeling selectie,
plaatsing
en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) en de toelichting op die regeling te bezien. De toelichting bij de Regeling geeft aan dat het met goed resultaat bewegingsvrijheid genieten een indicator is bij de beoordeling voor plaatsing in een
b.b.i.
Vervolgens dient de vraag te worden gesteld of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Dat kan het geval zijn indien tijdens de bewegingsvrijheid door de gedetineerde strafbare feiten zijn gepleegd. In
de onderhavige zaak is deze weigeringsgrond uitgebreid tot de door klager in het verleden gepleegde strafbare feiten. In het licht van de door de beroepscommissie opgestelde beginselen van goede bejegening waaronder het beginsel van perspectief,
resocialisatie en nazorg, het beginsel van een zinvol regime en het beginsel van minimale beperkingen is de bestreden beslissing onbegrijpelijk en daardoor onbillijk te achten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris handhaaft de in de bestreden beslissing aangevoerde gronden. Naar aanleiding van het onderhavige beroep heeft de selectiefunctionaris wederom contact opgenomen met de inrichting waar klager thans verblijft om te informeren aan
welke trainingen klager heeft deelgenomen en welke hij heeft afgerond om zo een inschatting te kunnen maken of klager in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Uit dat contact blijkt dat klager heeft deelgenomen aan een lifestyletraining en die
training succesvol heeft afgerond. Klager nam deel aan een COVA-training, maar heeft op 14 december 2010 aangegeven te willen stoppen met die training omdat hij er het nut niet van inziet. Klager heeft op 7 december 2010 een disciplinaire straf
opgelegd
gekregen van vijf dagen opsluiting in een strafcel in verband met het gebruik van harddrugs. Gezien het voorgaande is er weinig vertrouwen voor plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris ziet dan liever dat er vanuit de inrichting waar klager
thans
verblijft een traject zou worden opgestart waarbij tevens aan elektronisch toezicht kan worden gedacht, met daarin een goede begeleiding ten aanzien van klagers verslavingsproblematiek en zijn daaraan gekoppelde recidive.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht-en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken
over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr.176, pagina9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. In beroep wordt, met een verwijzing naar de
toelichting bij de Regeling aangevoerd dat aan klager vrijheden zijn toegekend en zich daarna geen omstandigheden hebben voorgedaan die aan de “indicator” ernstig afbreuk hebben gedaan. Genoemde vrijheden zijn probleemloos verlopen maar dat neemt niet
weg dat gelet op de bedoelde toelichting bij de beoordeling van de plaatsing, ook de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict alsmede de persoonlijkheid van klager een rol spelen. De bestreden beslissing behelst een afweging die op deze
factoren betrekking heeft. Overigens is in aanmerking te nemen dat klager op 7 december 2010 een disciplinaire straf is opgelegd in verband met een positieve urinecontrole op het gebruik van harddrugs.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven