nummer: 11/153/GV
betreft: [klager] datum: 15 februari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 januari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.P.R. Broers om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 19 april 2008, bijna drie jaar geleden, heeft klager een nieuw strafbaar feit gepleegd waarvoor hij op 8 augustus 2008 is veroordeeld. Klager verkeerde in de veronderstelling dat hij die
straf
momenteel uitzat. Vandaar dat hij heeft opgemerkt dat hij zich in de huidige detentie niet aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Uit de stukken blijkt dat klager de straf voor het nieuwe strafbare feit al heeft uitgezeten en thans het
restant van zijn straf uitzit die hem bij vonnis van mei 2007 is opgelegd. Hierna moet hij het voorwaardelijk deel nog uitzitten.
Zijn detentie sinds 19 april 2008 verloopt goed, zoals ook blijkt uit de reactie van de Minister - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: het advies van de directeur van de locatie Westlinge -. Hij stelt zich correct op, komt afspraken goed
na
en er doen zich geen conflicten voor. Hij heeft aan alle TR activiteiten meegedaan. Toegekende vrijheden tijdens eerdere detenties zijn wel goed verlopen. Gezien het tijdsverloop, de positieve advisering van het Openbaar Ministerie en de politie
Zoetermeer wordt verzocht om klager alsnog algemeen verlof te verlenen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gedurende klagers huidige detentie pleegde hij in augustus 2008 - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: april 2008 - tijdens het verblijf in een penitentiair programma een ernstig nieuw strafbaar feit waarvoor hij tot 990 dagen
gevangenisstraf is veroordeeld. Om deze reden is er geen vertrouwen meer voor wat betreft het verlenen van vrijheden aan klager.
De datum van invrijheidstelling is vooralsnog bepaald op 4 januari 2012.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft, gelet op de recidive tijdens de huidige detentie, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, mits klager geen contact opneemt met het slachtoffer.
De politie Zoetermeer heeft het verlofadres akkoord bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens onder meer gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden te ondergaan. De
datum
van invrijheidstelling is thans bepaald op 4 januari 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is tijdens de huidige detentie veroordeeld voor een overval op een woning. Ten tijde van de overval nam klager deel aan een penitentiair programma. Hoewel het tijdens het penitentiair programma gepleegde delict dateert van april 2008 en klagers
gedrag in de inrichting positief is, zal dit niet tot gegrondverklaring van het beroep kunnen leiden. De beroepscommissie acht de tijdens het penitentiair programma gepleegde recidive - klager is voor de overval op een woning in 2008 tot een
gevangenisstraf van 33 maanden veroordeeld en is eerder voor een gewapende overval veroordeeld - te ernstig.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van
de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2011
secretaris voorzitter