Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2622/TB, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2622/TB

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 31 augustus 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens de Minister, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid
en Justitie.

Klagers raadsman mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek om hem naar een andere tbs-inrichting, dichtbij Den Haag, over te plaatsen afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 3 oktober 2007 opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug.
De Staatssecretaris van Justitie heeft op 27 november 2009 beslist klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel te Venray. Deze overplaatsing is op 7 december 2009 gerealiseerd.
Bij brief van 20 augustus 2010 heeft klager verzocht om overplaatsing. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft de Minister klagers verzoek afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Opvallend is dat de Minister het standpunt dat er geen behandelvertrouwen is, lijkt te onderschrijven. De Minister geeft ook aan dat er sprake is van een moeizame opbouw van de behandeling. De schuld hiervoor wordt echter volledig bij klager gelegd.
Klager is wel degelijk gemotiveerd voor behandeling, maar meent dat De Rooyse Wissel voor hem geen geschikte plek is.
In artikel 2, eerste lid, Bvt noch in de Memorie van toelichting wordt gewicht toegekend aan hoe de verpleegde tegenover de behandeling staat en de inspanningen die de inrichting zich moet getroosten om behandeling en resocialisatie te laten
plaatsvinden. Als de tenuitvoerlegging van de tbs om wat voor reden dan ook niet zoveel mogelijk dienstbaar kan worden gemaakt aan de behandeling en terugkeer in de maatschappij dan is niet voldaan aan artikel 2, eerste lid, Bvt.
Een eventueel motivatiegebrek kan overigens bij klager worden veroorzaakt door zijn pathologie of stoornis. In die context is het ongepast om te spreken van ‘eigen schuld’ van de verpleegde.
Op geen enkele wijze blijkt hoe De Rooyse Wissel invulling geeft aan het opbouwen van een goede werkrelatie met klager om van daaruit te werken aan resocialisatie. Niet duidelijk wordt welke therapieën klager zouden zijn aangeboden en of er
bijvoorbeeld
gesprekken met hem zijn gevoerd om wederzijds vertrouwen en begrip te kweken. Er zijn voldoende mogelijkheden om dit vertrouwen te bewerkstellingen. Dit gebeurt echter niet. Bij een aantal sociotherapeuten voelt klager zich veilig en vertrouwd. Het zou
voor de hand liggen als sociotherapiegesprekken steeds met deze personen plaatsvonden. Dit gebeurt echter niet. Als er geen vertrouwensband wordt opgebouwd kan er met een overplaatsing naar een andere inrichting niets doorbroken worden.
In verband met de schending van artikel 2, eerste lid, Bvt is een overplaatsing naar een andere inrichting gerechtvaardigd. Het argument van de Minister dat klager nog maar
relatief kort in De Rooyse Wissel verblijft, snijdt geen hout (meer). Inmiddels is hij ruim een jaar daar en in dat jaar is niets veranderd.
Het verblijf in De Rooyse Wissel is een nachtmerrie. Hij verblijft op een psychiatrische afdeling, waar verpleegden met depotmedicatie zitten. Klager komt uit Den Haag en zit in De Rooyse Wissel echt op de verkeerde plek. Hij zou nog liever op een
longstayafdeling verblijven of op zijn knieën terugkruipen naar Veldzicht dan in De Rooyse Wissel blijven. Hij voelt zich daar totaal niet thuis. Hij is afgezonderd of wordt gesepareerd. Ze willen hem monddood maken. Hij heeft twee maanden in
afzondering verbleven zonder dat hij de reden daarvoor wist.
Klager was wel bereidwillig om mee te werken.
Zijn zoon is ernstig ziek. Klagers moeder kan hem niet bezoeken. In de Rooyse Wissel wordt gelogen en bedrogen. Zijn familie en kennissen willen hem daar niet bezoeken.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft zich vanaf het begin af aan verzet tegen plaatsing in De Rooyse Wissel. Hij krijgt wel degelijk behandeling aangeboden, maar is weinig gemotiveerd om aan behandeling deel te nemen. Van strijd met enige wettelijke bepaling is geen sprake.
Gelet op het relatief korte verblijf van klager in De Rooyse Wissel en zijn opstelling ten aanzien van behandeling is er (vooralsnog) geen aanleiding tot overplaatsing naar een andere inrichting. De Rooyse Wissel acht het van belang een goede
werkrelatie met klager op te bouwen en van daaruit te werken aan resocialisatie. Overplaatsing naar een andere inrichting doorbreekt de (moeizame) opbouw en komt klager niet ten goede.
De behandeling in Veldzicht is vastgelopen in verband met klagers gebrek aan vertrouwen, in verband met zijn kernproblematiek.
Voor zover klagers beroep betrekking heeft op zijn voorkeur voor plaatsing in de regio van zijn sociale netwerk wordt opgemerkt dat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie het belang van een spoedig vervolg van de behandeling zwaarder
weegt
dan regionale voorkeur.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, omdat hij geen vertrouwen heeft in het behandelteam van De Rooyse Wissel en zijn behandeling c.q. resocialisatie door De Rooyse Wissel niet serieus wordt genomen. Hij prefereert
plaatsing in een tbs-inrichting in het westen van land, dichtbij Den Haag, omdat zijn familie en kennissen daar woonachtig zijn.
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat klager recent, in december 2009, is overgeplaatst van Veldzicht naar De Rooyse Wissel omdat hij in Veldzicht was vastgelopen in zijn behandeling en zich tegen
behandeling verzette.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat het in het belang van klagers behandeling zou zijn om hem thans wederom over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting en dat klager in een andere inrichting niet dezelfde
problemen bij de aanvang van de behandeling zal ondervinden. Daarbij komt dat klager heeft aangegeven dat hij zich inmiddels bij een aantal sociotherapeuten in De Rooyse Wissel wel veilig en vertrouwd voelt. Niet is gebleken dat klager in De Rooyse
Wissel onvoldoende behandeling zou worden geboden.

Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn familie en kennissen kan niet tot een ander oordeel leiden. Het belang van een gecontinueerde, voorspoedige, behandeling weegt in de regel zwaarder dan regionale voorkeur.
De beroepscommissie is niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren boven het
belang van de continuïteit van klagers behandeling.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de afwijzing van klagers verzoek om hem over te plaatsen naar een tbs-inrichting in de buurt van Den Haag niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven