Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2487/TA en 10/2494/TA, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2487/TA en 10/2494/TA

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door respectievelijk mr. N.A. Heidanus,
namens

[...], verder te noemen klager,

en het hoofd van het FPC Veldzicht te Balkbrug,

gericht tegen een uitspraak van 3 juni 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Veldzicht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist, en [...], teammanager.

Klagers raadsman mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft:
a. het niet mogen overboeken van een geldbedrag van € 1.200,= naar een derdenrekening van klagers raadsman;
b. de plaatsing op een intensive care afdeling op 26 november 2009 en
c. de verlenging van de opgelegde beperkingen met betrekking tot post en telefoon.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard, het beklag vermeld onder b. formeel gegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend en het beklag vermeld onder c. gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= per maand
toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klagers raadsman heeft voorop gesteld dat het hoofd van de inrichting het beroep te laat heeft ingediend.
Door en namens klager is voorts in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
De inrichting ging eerst akkoord met het overboeken van € 1.200,= voor een contra-expertise, maar daarna wilden ze dat toch niet doen. Een deel van het geld was afkomstig van een vriend. Klager heeft dit geld van zijn vriend gekregen. Dit was voldoende
duidelijk. Een sociotherapeut begeleidde het telefoongesprek, waarin dit ter sprake kwam. Klager vond het niet nodig om aan die vriend te vragen hoe hij aan zijn geld kwam en vindt het vreemd dat er zoveel ophef over wordt gemaakt.
Met betrekking tot b en c:
Beslissing b. is onbevoegd genomen. Verwezen wordt naar 03/1191/TA-II d.d. 22 december 2003.
Klager is ten onrechte op de intensive care afdeling geplaatst. Er was niets concreets. De orde en de veiligheid waren niet in geding. Gesteld werd dat er sprake was van een vermoeden dat klager de inrichting zou ontvluchten. Dat was helemaal niet aan
de orde. Klager zou overgeplaatst worden. Voorts is gesteld dat er een vermoeden was dat hij in drugs handelen. Dat is een spannend verhaal, waartegen klager zich niet kan verdedigen. Op klagers bankafschrift stond inderdaad vermeld dat een nieuwe
wereldpas zou worden aangemaakt. Bij de SNS bank wordt een bankpas wereldpas genoemd. De pas is aangemaakt omdat klagers bankpas verlopen was. Zijn saldo bedroeg € 500,48. Klager wilde een contra-expertise laten verrichten en die was gunstig. Er was
geen reden voor ontvluchting.
Ten onrechte is ten aanzien van b. geen tegemoetkoming toegekend.
Klagers beroep is niet gericht tegen de tegemoetkoming die is toegekend ten aanzien van de gegrondverklaring van onderdeel c. en betreft ook niet de overplaatsing naar een andere inrichting. Klager is overgeplaatst naar een andere afdeling en het gaat
daar goed met hem.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Uit de stukken volgt dat het toenmalige afdelingshoofd de toestemming heeft geweigerd, omdat klager onvoldoende opening van zaken wilde geven. Geldstromen moeten herleidbaar zijn. Dat een deel van het geld van een vriend afkomstig was, is niet
voldoende. Duidelijk moet zijn waar het geld vandaan komt, hoe de vriend het geld heeft vergaard. De herkomst van het geld was niet duidelijk. Evenwel zou het geld van klager kunnen zijn.
Met betrekking tot b:
Het beklag vermeld onder b is ten onrechte formeel gegrond verklaard. Uit bijlage 2 bij het beroepschrift blijkt dat mevrouw [A], afdelingshoofd, bevoegd was om deze beslissing te nemen. Het is juist dat op de bestreden beslissing staat vermeld dat de
beslissing is genomen door de eerste geneeskundige en dat mevrouw [A] voor deze tekent.
De machtiging van de Minister is niet bij de stukken gevoegd, maar zal binnen een week aan de beroepscommissie worden toegestuurd.
Informatie was binnengekomen met betrekking tot (vermoedelijke) voorbereiding tot ontsnapping en drugshandel. Er stond een koffertje klaar en voorts was er sprake van een aanvraag van een wereldbankpas. Op deze signalen tezamen is het vermoeden
gebaseerd dat klager wilde ontvluchten en betrokken was bij drugshandel. Niet uitgelegd kan worden als de inrichting niets zou doen met dit soort signalen.
Met betrekking tot c:
De uitspraak van de beroepscommissie nummers 09/3391/TA en 09/3416/TA d.d. 3 mei 2010 is de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting niet bekend en dit zou betekenen dat de verlenging van de ordemaatregel vermeld onder c. niet had kunnen
plaatsvinden. Verzocht wordt om de vertegenwoordiger de gelegenheid te geven om uit te zoeken waarom de maatregel niet is beëindigd c.q. dat er andere redenen waren voor de verlenging.

De voorzitter stelt de vertegenwoordiger in de gelegenheid om binnen een week schriftelijk aan te geven waarom de ordemaatregel vermeld onder c niet is geëindigd en om de hierboven onder b vermelde machtiging van de Minister aan de beroepscommissie toe
te sturen.

Op 21 januari 2011 is een nadere toelichting namens het hoofd van de inrichting op het secretariaat van de Raad ontvangen met daarbij gevoegd de machtiging van de Staatssecretaris. Een afschrift van de stukken is verstrekt aan klager en zijn raadsman.
Uit de nadere toelichting volgt ten aanzien van b dat de mededeling is ondertekend door de persoon die hiertoe gemachtigd is.
Ten aanzien van c is aangevoerd dat beroep is ingesteld tegen een uitspraak van de beklagcommissie en dat klager vervolgens opnieuw beklag heeft ingesteld en dat een en ander door elkaar heeft gelopen.

3. De beoordeling
Door de raadsman is aangevoerd dat het hoofd van de inrichting te laat beroep zou hebben ingesteld.
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken volgt dat de uitspraak van de beklagcommissie is verzonden op 16 augustus 2010. Nu het beroepschrift van het hoofd van de inrichting is gedateerd 23 augustus 2010 per faxbericht aan het secretariaat van
de Raad is toegezonden en daar op 23 augustus is ontvangen wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 67, eerste lid, Bvt.

Ten aanzien van onderdeel a overweegt de beroepscommissie dat klager geweigerd heeft om voldoende duidelijkheid te verschaffen over de herkomst van het geld dat een vriend van hem zou bijdragen om een contra-expertise te kunnen laten verrichten. In dit
licht gezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de weigering van het hoofd van de inrichting om een geldbedrag van € 1.200,= naar een derdenrekening van klagers raadsman over te boeken, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij
zal het beroep van klager op dit punt ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

Ten aanzien van onderdeel b overweegt de beroepscommissie dat door de vertegenwoordiger van de inrichting alsnog een machtiging is overgelegd waaruit volgt dat mevrouw [A] namens de Staatssecretaris van Justitie is aangewezen als plaatsvervanger van
het
hoofd van de inrichting. In de bestreden beslissing staat vermeld dat klager gehoord is door mevrouw [A].
Uit het bovenstaande volgt dat het beroep van het hoofd van de inrichting op dit punt formeel gegrond is. De beroepscommissie zal derhalve in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog formeel ongegrond verklaren.

Voorts overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie materieel ten aanzien van onderdeel b niet expliciet heeft beslist op het beklag. De beroepscommissie vat dit op als het impliciet materieel ongegrond verklaren van het beklag en vat het
beroep
van klager op als gericht tegen de impliciet materiële ongegrondverklaring van het beklag.

Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat klager op een afdeling voor intensieve zorg is geplaatst, omdat er van verschillende medeverpleegden informatie was ontvangen dat hij plannen zou hebben om de inrichting te ontvluchten. Daarbij
komt
dat er een ingepakt koffertje klaar stond in klagers kamer en dat er sprake was van verstrekking aan klager van een zogenaamde wereldbankpas. De beroepscommissie is van oordeel dat bovenstaande signalen de beslissing om klager in verband met de
handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting op een afdeling voor intensieve zorg te plaatsen, rechtvaardigt en dat deze beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve klagers beroep op
dit punt ongegrond verklaren en het beklag alsnog materieel ongegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel c overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie een eerder beklag van klager gericht tegen verlenging van beperkingen met betrekking tot post en telefoon gegrond heeft verklaard en dat de beroepscommissie in de
uitspraak
09/3391/TA en 09/3416/TA van 3 mei 2010 die uitspraak heeft bevestigd. Nu uit de stukken en de behandeling ter zitting geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gebleken die verlenging van de betreffende ordemaatregelen zou rechtvaardigen, zal de
beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting op dit punt ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ten aanzien van b formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog formeel ongegrond.
Verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ten aanzien van c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Verklaart het beroep van klager ten aanzien van a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Verklaart het beroep van klager gericht tegen de impliciete ongegrondverklaring van het beklag vermeld onder b. ongegrond en verklaart het beklag alsnog materieel ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven