nummer: 10/2695/TA
betreft: [klager] datum: 11 februari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 september 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. de Reus om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een incidentmelding en bejegening door personeel.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt getergd door de persoonlijke problemen en stemmingswisselingen die personeelsleden van zijn afdeling hebben. Regelmatig gebruiken zij valse verklaringen over klagers gedrag en houding, zodat men zich ‘in control’ voelt. Klager wil dit
graag
ter zitting toelichten, omdat het niet makkelijk is dit schriftelijk toe te lichten.
De wijze van bejegening vormt een inbreuk op artikel 10, eerste lid, van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Uit dat artikel kan worden afgeleid dat allen die van hun vrijheid zijn beroofd dienen te worden
behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid inherent aan de menselijke persoon. Klager kan daarom op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt in zijn beklag worden ontvangen.
Klager is niet gehoord door de beklagcommissie. De beklagcommissie heeft de termijn voor het geven van een uitspraak overschreden, zonder dat sprake was van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 65, eerste lid, Bvt of van een mededeling van
verlenging van genoemde termijn aan de belanghebbende. Klager dient daarom in de gelegenheid te worden gesteld zijn beroep mondeling toe te lichten.
Het hoofd van de inrichting heeft, voor zover voor de beoordeling van het beroep van belang, gepersisteerd bij hetgeen in de beklagprocedure is aangevoerd.
3. De beoordeling
In artikel 65, eerste lid, Bvt wordt vermeld dat de beklagcommissie binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Van verlenging wordt aan klager en het
hoofd
van de inrichting mededeling gedaan.
Klager heeft op 5 en 11 juni 2010 beklag ingediend. De beslissing van de beklagcommissie is klager vervolgens op 7 september 2010, drie maanden na het indienen van het beklag, toegezonden. De beroepscommissie acht het zeer wenselijk dat binnen de in
artikel 65 Bvt vermelde termijn wordt beslist. De wetgever heeft echter geen gevolgen verbonden aan overschrijding van deze termijn. Ditzelfde geldt voor het niet meedelen van verlenging van de termijn van afdoening van het beklag door de
beklagcommissie.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.
Hierbij is wat betreft de bejegening van klager door het personeel in aanmerking genomen dat klager in de gelegenheid is gesteld zijn klaagschriften bij de maandcommissaris met behulp van een tolk Papiamento toe te lichten en hij daarvan geen gebruik
heeft gemaakt. In beroep meldt klager niet meer dan dat personeelsleden valse verklaringen over klagers gedrag en houding hebben afgelegd, zonder aan te geven om welke concrete verklaringen en welke concrete situaties het daarbij gaat. Klager heeft
niet
aannemelijk gemaakt waarom hij daartoe niet in staat zou zijn. Tegen mondelinge of schriftelijke verklaringen van personeelsleden over door hun waargenomen gedrag en houding van klager staat, ook in het licht van artikel 10 IVBPR, geen beklag open.
Klager kan zijn opmerkingen daaromtrent bespreken met zijn behandelaar.
De beroepscommissie acht zich daarom op grond van de stukken voldoende voorgelicht en wijst klagers verzoek om behandeling van zijn beroep ter zitting af.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2011
secretaris voorzitter