Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2972/GA, 4 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2972/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.J.A. Winnubst, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het na diverse waarschuwingen geluidsoverlast veroorzaken in het cellencomplex van de
rechtbank Den Bosch en het aldaar bevuilen van een verblijfsruimte.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de processen-verbaal van de parketpolitie leugens bevatten. Hij heeft toen de cel niet bevuild. Dat heeft men later ook toegegeven. Klager heeft, toen hij op de rechtbank in een cel verbleef een liedje gezongen. Dat doet hij
eigenlijk altijd. Als hij zingt, gebeurt dat op vol volume. Klager zingt over het algemeen levensliederen. Hij is geen geoefend zanger. Klager is van mening dat hij toen gewaarschuwd had moeten worden als men vond dat hij te hard zong. Dat is toen niet
gebeurd en hem is daar ook geen verslag aangezegd. Hem is enkel gezegd dat hij, als hij zou stoppen, later koffie zou krijgen. Met betrekking tot dat verslag merkt klager nog op dat het hem bevreemdt dat in dat verslag gesproken wordt over meer
personeelsleden terwijl er maar één dat verslag heeft ondertekend. Mogelijk tekende die ander niet omdat er in zijn ogen sprake was van een leugenachtig rapport. Klager denkt dat er een andere reden is geweest waarom men hem een rapport heeft willen
geven. Hij zou eerder van een van de parketpolitieambtenaren een arm hebben gebroken. Er is al eerder door de rechtbank vastgesteld dat door medewerkers over klager wordt gelogen. Klager legt ter staving van die stelling een proces-verbaal van de
terechtzitting van de rechtbank over van 15 april 2008. Men probeert klager feitelijk in een kwaad daglicht te stellen. Klager stelt zich op standpunt dat de parketpolitie een hekel aan klager heeft en dat er daarom kennelijk valselijk
processen-verbaal
tegen hem worden opgemaakt. De disciplinaire straf is mede opgelegd voor het bevuilen van de cel. De onjuistheid daarvan is erkend door de directeur. Gelet daarop moet het verslag van 29 juli 2010 als valselijk opgemaakt worden aangemerkt. Als dit zou
zijn gebeurd in een reguliere strafzaak, zou het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard. Klager doet een beroep op de creativiteit van de beroepscommissie. Indien een zaak fout wordt opgestart, mag dat niet leiden tot de oplegging van
een disciplinaire straf. Subsidiair is klager van mening dat de opgelegde disciplinaire straf te hoog was en dat de beklagcommissie het beklag tenminste gedeeltelijk gegrond had moeten verklaren.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De handgeschreven aantekeningen op het betreffende verslag zijn van een
collega-vestigingsdirecteur. Deze aantekeningen zijn gemaakt bij gelegenheid van het horen van klager. Bij de beslissing om een disciplinaire straf op te leggen is rekening gehouden met het gestelde bevuilen van de cel in de rechtbank. De directeur
heeft een en ander nagevraagd bij de directeur die het verslag heeft afgehandeld. Omdat klager toen niet met de directeur wenste te spreken, is de inhoud van het verslag als uitgangspunt genomen voor de beslissing. Achteraf is gebleken dat het bevuilen
van de cel tijdens een eerder verblijf in het cellencomplex heeft plaatsgevonden. De verbalisant wilde een opsomming geven van problemen die men met klager had gehad. Klager is niet de meest gemakkelijke gedetineerde in de inrichting. In de strafmaat
is
ook klagers algemene gedrag in de inrichting meegenomen. Indien er ook sprake was geweest van een celbevuiling, zou de directeur een hogere disciplinaire straf hebben opgelegd. Zij acht de onderhavige disciplinaire straf daarom niet onredelijk. De
mededeling van de opgelegde disciplinaire straf is ondertekend door de eerdergenoemde collega-vestigingsdirecteur.

3. De beoordeling
Aan klager is, naar aanleiding van een schriftelijk verslag van 29 juli 2010, de onderhavige disciplinaire straf opgelegd omdat hij na diverse waarschuwingen geluidsoverlast heeft veroorzaakt in het cellencomplex van de rechtbank te Den Bosch en omdat
hij daar de cel waarin hij toen verbleef heeft bevuild. Vast staat dat de tweede reden voor de oplegging van die disciplinaire straf, het bevuilen van de cel, niet in stand kan blijven. De directeur heeft desgevraagd aangegeven dat klager toen de cel
niet heeft bevuild. De beroepscommissie heeft overigens geen aanleiding om, behoudens voor zover daar wordt gesproken over het bevuilen van de cel, te twijfelen aan de juistheid van het verslag van 29 juli 2010. De door klager veroorzaakte
geluidsoverlast is voldoende grond om aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Nu evenwel één van de gronden voor de oplegging van de disciplinaire straf als onjuist moet worden aangemerkt, is de opgelegde straf te zwaar. De uitspraak van de
beklagrechter kan daarom niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beklag gegrond verklaren voor zover de duur van de opgelegde disciplinaire straf méér dan twee dagen was en het beklag voor het overige ongegrond verklaren.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart het beklag gegrond voor zover de opgelegde disciplinaire langer dan twee dagen heeft geduurd en verklaart het beklag voor het overige
ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven