Nummer: 10/3310/GB
Betreft: [klager] datum: 3 februari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Kurvers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 8 april 2008 gedetineerd. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 24 februari 2012. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De p.i. Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers detentiefasering.
Er waren klemmende en bijzondere redenen waarom klager destijds niet is teruggekeerd van verlof. Klager was daarvoor zeven keer op verlof geweest en altijd op tijd teruggekeerd. Klager is niet aangehouden, maar heeft zich op 29 december 2009 zelf
gemeld
op het politiebureau te Wijchen. De politie heeft negatief geadviseerd omtrent klagers verlofadres omdat de persoon die daar woont strafrechtelijke documentatie schijnt te hebben. Er is verder met dit verlofadres niets mis. De gezondheidstoestand van
klager is niet goed. Hij is al diverse malen overgebracht naar de hartbewaking van een ziekenhuis. Ook is bij klager weefsel weggehaald om te bezien of dit goed- of kwaadaardig is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 9 augustus 2009 niet teruggekeerd van verlof vanuit de b.b.i. Maashegge. Klager is op 28 december 2009 aangehouden. Er is derhalve geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Bovendien heeft de politie een negatief advies gegeven
omtrent klagers verlofadres. Door klagers raadsman zijn geen inhoudelijke argumenten aangedragen voor het wegblijven van klager tijdens verlof uit de b.b.i. Dat klager, zoals de raadsman stelt, zich zelf heeft gemeld en niet is aangehouden door de
politie is hier niet van belang.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De politie Brabant Noord heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. Daarnaast heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat het vertrouwen in een goed verloop van het verlof ontbreekt nu klager op 9
augustus
2009 niet is teruggekeerd van verlof en zich ruim vier maanden aan detentie heeft onttrokken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden kunnen worden opgevat als een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 februari 2011
secretaris voorzitter