Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2701/GB, 2 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2701/GB

Betreft: [klager] datum: 2 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Winius, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 september 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 11 mei 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Almere. Op 7 oktober 2010 is hij alsnog overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. Op 19 november 2010 is hij in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing omdat de reistijd voor zijn partner bijna twee uur is. Het valt haar zwaar om met haar twee zoons van respectievelijk 18 en 2 maanden oud naar Almere te reizen. Hierdoor ziet klager zijn partner en kinderen zeer
weinig, hetgeen de relatie met zijn partner en de band met zijn kinderen niet ten goede komt. Overplaatsing naar Nieuwegein zou betekenen dat de reistijd wordt beperkt tot 45 minuten. Het verzoek om overplaatsing zou zijn afgewezen omdat ervan uit
wordt
gegaan dat klagers partner gemakkelijk naar Almere kan reizen. Dit is gezien de omstandigheden echter niet het geval. Het verzoek is dan ook ten onrechte afgewezen.
Namens klager wordt verzocht om gegrondverklaring en een nader te bepalen tegemoetkoming voor iedere dag dat klager ten onrechte niet is overgeplaatst naar Nieuwegein.

Door klager is hieraan het volgende toegevoegd.
De reis naar Almere is voor klagers vriendin niet te doen. Zij heeft een kind in een kinderwagen en een kind in een maxi cosi bij zich. Klager ziet zijn gezin nu om de week en merkt de vervreemding. Bovendien is er nog een reden voor het verzoek om
overplaatsing. Klager ziet een lange detentie aankomen en in het h.v.b. waar hij nu verblijft, ziet hij iedereen komen en gaan. Er verblijven veel kortgestraften. Hierdoor zit hij niet lekker in zijn vel. Klager zal hierna naar een gevangenis moeten en
vanuit het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein is de doorstroom naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein makkelijker.

3.2. De selectiefunctionaris heeft aangegeven kennis te hebben genomen van de in het beroepschrift aangedragen argumenten op grond waarvan hij heeft besloten alsnog tegemoet te komen aan het verzoek van klager. Op 30 september 2010 heeft de
selectiefunctionaris dan ook besloten klager te selecteren voor het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. De selectiefunctionaris acht geen gronden voor het toekennen van een tegemoetkoming aanwezig.

4. De beoordeling
4.1. Ter beoordeling is de beslissing tot afwijzing van het verzoek om overplaatsing.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere gevallen
wordt een uitzondering gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige.

4.3. De selectiefunctionaris baseert zijn beslissing op hetgeen in het selectieadvies staat vermeld. Daarin staat dat de reden voor het verzoek om overplaatsing naar Nieuwegein is gelegen in het feit dat “dit een acceptabele reisafstand voor zijn
vriendin is om met zijn pasgeboren kind op bezoek te kunnen komen”. Klager is hiervan op de hoogte gesteld en hij is hiermee akkoord. De selectiefunctionaris mocht uitgaan van de juistheid van deze informatie en kon naar het oordeel van de
beroepscommissie in redelijkheid concluderen dat klagers partner in staat is te reizen. Bovendien krijgt klager bezoek van zijn gezin. Zijn wens frequenter bezoek te ontvangen is begrijpelijk maar onvoldoende zwaarwegend om tot een andere beslissing te
komen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Hieraan kan niet afdoen dat de selectiefunctionaris alsnog redenen aanwezig heeft geacht om klager over te plaatsen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 2 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven