Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2118/GA, 24 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2118/GA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juli 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2010, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.F. Schadd, en namens de inrichting [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het selectieadvies van de directeur op grond waarvan klagers verblijf op de BGG te Vught is verlengd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gegeven dat klager een wapen zou hebben betreft een oud feit. Klager heeft er recht op in beklag te gaan als er onwaarheden over hem verteld worden. Ook wordt gesteld dat klager dwingend is. Dit alles is geen reden om klager op de BGG te houden.
Klager heeft een goed contact met zijn medegedetineerden. De raadsman is van mening dat een gedetineerde in beklag kan gaan over een selectieadvies van de directeur. Klager verblijft nu al 16 maanden op de BGG. Klager verwijst naar een passage in het
selectieadvies van de sportinstructeur. Er wordt steeds tegen klager gezegd dat het de laatste tijd beter gaat en dat hij zal worden teruggeplaatst. De meeste gedetineerden mogen de laatst zes maanden van hun detentie doorbrengen in een minder
beveiligde inrichting en klager verblijft nog steeds in de BGG.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In tegenstelling tot datgene wat in de brief aan de commissie van toezicht van 29 juni 2010 staat vermeld is de beslissing om het verblijf van een gedetineerde op de BGG te verlengen geen beslissing van de directeur van de inrichting. Een gedetineerde
wordt voor zes maanden op de BGG geplaatst en vervolgens beslist de selectiefunctionaris op advies van de directeur over de voortzetting of overplaatsing van de betrokken gedetineerde. Klagers gedrag en de rapportages vormen voldoende reden om klager
op
de BGG te laten verblijven. Op dit moment gaat het goed met klager. Over twee maanden wordt weer bezien of klagers verblijf moet worden verlengd. Waarschijnlijk kan klager dan overgeplaatst worden.

3. De beoordeling
Het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Tegen beslissingen van de selectiefunctionaris staat een afzonderlijke rechtsgang open en daarin kan het advies van de
directeur aan de orde worden gesteld. Bij beslissingen van 10 november 2010, met nummer 10/1709/GB en nummer 10/2514/GB zijn klagers beroepen tegen de afwijzing van de selectiefunctionaris om hem over te plaatsen naar de gevangenis te Arnhem ongegrond
verklaard.
Klager had door de beklagcommissie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 24 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven