Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2538/GA, 26 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2538/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.P. Hein, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis BGG te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de gevangenis BGG te Vught.
De raadsman van klager heeft telefonisch om aanhouding verzocht wegens weersomstandigheden waardoor hij niet naar Vught kon afreizen. De voorzitter heeft dat verzoek afgewezen. Overigens heeft klager ter zitting ingestemd met de behandeling van het
beroep. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt, dat ter kennisneming naar de raadsman is verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager wekelijks en na bezoekmomenten wordt gevisiteerd (1), het feit dat telefoongesprekken worden opgenomen (2), en het feit dat klager zeer regelmatig uitgebreide celinspecties krijgt (3).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft al drie jaar in de p.i. Vught op verschillende afdelingen, waaronder de EBI. De laatste 18 maanden verbleef hij in de reguliere p.i. Hij kon toen vrijelijk op het terrein lopen. In juni 2010 is hij op de GVM-lijst geplaatst met
vermelding “hoog” en hij is wekelijks gevisiteerd, alsmede telkens na bezoekmomenten. Gelet op klagers gedrag tot nu toe is daar geen enkele reden voor. Klager was evenmin van plan te vluchten. Daarvoor was ook geen bewijs. Bovendien wordt erop
gewezen
dat visitatie, gelet op klagers traumatische jeugdervaringen, zeer belastend was en is.
De onterechte plaatsing op de GVM-lijst met vermelding “hoog” heeft tot deze maatregelen geleid.
Klager geeft aan dat hij op zich geen problemen heeft met de uitgebreide celinspecties van tweemaal per maand. De plaatsing op de GVM-lijst vormt de reden van zijn beroep. Klager bevestigt dat de maatregelen nu minder belastend voor hem zijn.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur wijst erop dat plaatsing op de GVM-lijst door hem is nagegaan. Er waren voldoende aanwijzingen voor een poging tot ontsnapping. Op grond daarvan zijn conform de voorschriften visitaties verricht. Hem was het verleden van klager niet
bekend.
Zodra hij dat vernam zijn er aangepaste maatregelen genomen, die minder belastend voor klager zijn. Zo wordt klager in een aparte ruimte gevisiteerd en uitsluitend in aanwezigheid van personeelsleden die hem bekend zijn. Het visiteren wordt bovendien
regelmatig vervangen door fouilleren.
Er waren voldoende aanwijzingen om de maatregelen in te voeren. De directeur geeft daarbij aan dat plaatsing op de GVM-lijst niet altijd even duidelijk is. Hij verwacht overigens dat klager volgend jaar een lagere status op de lijst zal krijgen.

3. De beoordeling
De klachten betreffen drie bijzondere toezichtmaatregelen die zijn toegepast sinds klager de status “hoog” heeft gekregen op de zogenoemde GVM-lijst. Het betreft daarbij ingrijpende maatregelen die diepgaande inbreuken opleveren op klagers persoonlijke
levenssfeer. De beroepscommissie overweegt dat bij de toepassing van dergelijke maatregelen het van belang is om een regelmatige belangenafweging te maken omtrent de voortduring en de noodzaak van de maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers
plaats op de GVM-lijst is daarvoor onvoldoende. Zoals de beroepscommissie reeds eerder heeft overwogen dient de directeur in een dergelijk geval een eigen belangenafweging te maken. Van zo een belangenafweging door de directeur is in dit geval
voldoende
gebleken. Immers, ter zitting is gebleken dat de directeur de maatregelen die het gevolg zijn van klagers status op de GVM-lijst heeft aangepast. Klager heeft bovendien ingestemd met de wijze waarop de toezichtsmaatregelen thans worden uitgevoerd en
hij
heeft daarbij aangegeven dat hij geen nadelige gevolgen ondervindt van de extra toezichtsmaatregelen. Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven