Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2515/GA, 25 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2515/GA

betreft: [klager] datum: 25 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en [...], plaatvervangend vestigingsdirecteur.
In verband met de weersomstandigheden en de daarmee verbonden logistieke problemen, zijn klager, zijn raadsvrouw en de directeur allen afzonderlijk gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de wijze van uitvoering van celcontroles en visitaties;
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, wegens de weigering om mee te werken aan een overplaatsing naar een andere afdeling;
c. de verplichting om mee te werken aan een programma in het kader van een hem opgelegde ISD-maatregel;
d. de verlenging van de hiervoor onder b vermelde ordemaatregel met veertien dagen;
e een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, wegens de weigering om mee te werken aan een overplaatsing naar een andere afdeling;
f. het tijdens het verblijf in de afzonderingscel maar drie keer per week mogen douchen;
g. het tegen de afspraak in alsnog overplaatsen van klager naar een andere verblijfsafdeling;
h. het door de directeur niet terugbellen van klagers advocaat;
i. het voor slechts één maand overplaatsen van klager terwijl hem een definitieve overplaatsing door de directeur was toegezegd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen a tot en met f. Zij heeft onderdeel g van het beklag gegrond verklaard en daarbij géén tegemoetkoming toegekend. Zij heeft klager ten aanzien van de onderdelen h en i
niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de onderdelen h en i van het beklag refereert klager zich aan het oordeel van de beroepscommissie.
Klagers grootste probleem is gelegen in de omstandigheid dat hij gedurende meer dan drie maanden in een straf- of afzonderingscel heeft moeten verblijven. Voor een deel heeft klager een en ander inderdaad aan zichzelf te wijten gehad maar voor een deel
ook omdat hij – volgens klager – min of meer steeds weer werd gezocht door de directeur.
Met betrekking tot klachtonderdeel a:
Klager volhardt in hetgeen hij tegenover de beklagcommissie naar voren heeft gebracht. Een aantal keren was zijn cel na een celinspectie overhoop gehaald.
Met betrekking tot de klachtonderdelen b tot en met e:
Klager wenste niet te worden overgeplaatst naar een andere afdeling. Klager heeft wel een ISD-maatregel opgelegd gekregen maar daarbij is geen opdracht voor behandeling gegeven. Klager heeft het door de inrichting opgestelde verblijfsplan niet willen
tekenen en daarom wordt daaraan ook geen invulling gegeven. Klager volgt geen behandeling en wil dat ook niet gaan doen. Hij wil ook niet gemotiveerd worden door de inrichting. Desondanks blijft de directeur daartoe pogingen ondernemen. Ze willen hem
overplaatsen naar een afdeling met gemotiveerde ISD-gedetineerden. Klager begrijpt die keuze niet. Hij is van mening dat een andere ISD-gedetineerde, die wel gemotiveerd is, in zijn plaats naar die afdeling overgeplaatst kan worden. Klager wilde op de
afdeling Metro blijven. Hij is toen voor de keuze gesteld om ofwel mee te werken aan een overplaatsing naar de afdeling Blaak of om in de afzonderingscel plaats te nemen. Klager volhardde na veertien dagen afzonderingscel in zijn weigering en toen is
de
ordemaatregel verlengd. Veertien dagen later gebeurde dat nogmaals. Volgens klager is de ordemaatregel disproportioneel geweest terwijl er daarnaast in de mededeling van de oplegging geen gronden worden vermeld. Klager vindt daarom dat deze klachten
gegrond moeten worden verklaard en dat aan hem daarvoor een tegemoetkoming dient te worden toegekend.
Ten aanzien van onderdeel f:
Klager mocht zich tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel slechts drie keer per week douchen. Klager is van mening dat hij ’s morgens en ’s avonds zou moeten kunnen douchen. Ook kreeg hij slechts één keer per dag tijd voor persoonlijke verzorging.
Dat is in strijd de geldende regels.
Ten aanzien van onderdeel g:
Klager is van mening is dat de directeur zich niet aan een afspraak met klager heeft gehouden. Klager zou gedurende een bepaalde tijd niet worden overgeplaatst. Dit onderdeel van het beklag is gegrond verklaard. Klager is van mening dat hem hiervoor
een
financiële tegemoetkoming moet worden toegekend.
Klager wil niet op een ISD-afdeling worden geplaatst. Hij kwam binnen op afdeling Metro en heeft daar meteen aangegeven dat hij niet wil meewerken. Hem is toen gezegd dat hij op de afdeling Metro zou kunnen blijven. Vervolgens kreeg hij al vrij snel te
horen dat hij toch overgeplaatst zou worden naar afdeling Blaak.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager wordt niet meer dan andere gedetineerden onderworpen aan visitaties en celinspecties. Daarbij speelt wel een rol dat klager frequent softdruggebruiker is. Daardoor komt hij met regelmaat in aanmerking voor urinecontroles, visitaties en
celinspecties. De directeur kan zich niet vinden in klagers stelling met betrekking tot onzorgvuldigheden bij de celinspecties. Het personeel laat de verblijfsruimte na een celinspectie niet in chaos achter. Er zal zoveel als mogelijk worden geprobeerd
om alles terug te leggen op de plek waar dit lag. Wel zal zichtbaar zijn dat er een inspectie is geweest. Klager wordt niet anders behandeld dan de andere gedetineerden. Het personeel volgt hem en er moet over hem ook gerapporteerd worden aan de
rechtbank in het kader van de ISD-maatregel. Dat is de reden waarom wordt geprobeerd hem te motiveren. Er is geen sprake van dwang. Volgens de directeur is de reden voor de weigering om mee te werken aan een overplaatsing voornamelijk ingegeven door
het
daar geldende antidrugsbeleid. Op die afdelingen krijgen de gedetineerden twee keer per week een urinecontrole.
Ten aanzien van de onderdelen b tot en met e:
Klager is een ISD-kandidaat. De locatie Hoogvliet heeft 64 ISD-plaatsen. De inrichting heeft tot opdracht om deze gedetineerden te motiveren en om hen trainingen aan te bieden. In dat kader mag de directeur gemotiveerde gedetineerden ook meer vrijheden
aanbieden. Gelet daarop is de inrichting meer betrokken bij de gedetineerde. Klager weigert echter deel te nemen aan het ISD-traject. Hij verbleef na zijn binnenkomst op een reguliere verblijfsafdeling. Toen er voor hem een plaats kwam op een
ISD-afdeling, weigerde klager mee te werken aan die overplaatsing. Hij kon niet in zijn ‘eigen’ verblijfsruimte blijven omdat daar inmiddels een andere gedetineerde in werd geplaatst. Daarom is hij toen in afzondering geplaatst. Die maatregel is
vervolgens verlengd. Ten aanzien van de maatregel van 3 februari 2010 geldt dat daarbij feitelijk ook sprake was van een verlenging, omdat hij volhardde in zijn weigering. De maatregel is uiteindelijk op 5 februari 2010 beëindigd omdat er toen een
afspraak lag tussen directeur, klager en beklagcommissie.
Ten aanzien van onderdeel f:
Klager raadsman refereert aan de Regeling straf- en afzonderingscel. Daarin staat vermeld dat er twee keer per dag sprake moet zijn van een moment voor persoonlijke verzorging per dag. Binnen de locatie wordt die regeling zo uitgelegd dat één keer per
dag de mogelijkheid wordt geboden. Volgens de directeur is dat beleid niet in strijd met genoemde Regeling.
Ten aanzien van onderdeel g:
De afdelingen Blaak en Meent zijn exclusief bedoeld voor gedetineerden met een ISD-maatregel. Op de andere afdeling houdt klager een plaats bezet voor een ‘reguliere’ gedetineerde. Hij verblijft thans op de afdeling Metro in een cel bedoeld als
gevangeniscel.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a, b, g, h en i naar voren is gebracht kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak
van
de beklagcommissie in zoverre.

Ten aanzien van de onderdelen c, d en e, welke onderdelen moeten worden bezien in onderling verband en samenhang, geldt dat in beginsel kan worden gebillijkt dat bij een tot een ISD-maatregel veroordeelde gedetineerde wordt getracht om deze te
motiveren
tot actieve deelname aan een programma in het kader van die maatregel. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan – in eerste instantie – de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel of een andere
verblijfsruimte daarbij op zijn plaats zijn. Indien er evenwel, zoals in het onderhavige geval, op enig moment geen enkel verband meer bestaat tussen de onderhavige ordemaatregel en het belang van de orde en veiligheid in de inrichting, wordt de
toepassing daarvan – die dan feitelijk moet worden gezien als een dwangmiddel – onredelijk en onbillijk. Daarvan is in dit geval, vanaf het moment van de eerste verlenging, sprake. Dat maakt dat de beslissing van de beklagcommissie ten aanzien van deze
onderdelen van het beklag niet in stand kan blijven en dat het beroep in zoverre alsnog gegrond dient te worden verklaard.

De beroepscommissie acht ten aanzien van deze gegrondverklaring termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 160,=.

Ten aanzien van onderdeel f van het beklag geldt het volgende. In beroep is dat beklag uitgebreid in die zin dat daarbij tevens wordt geklaagd over de omstandigheid dat klager tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel slechts één keer per dag de
gelegenheid krijgt om zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen.
Voor zover de klacht van klager ziet op de omstandigheid dat hem slechts drie keer per week wordt toegestaan om te douchen kan hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat
van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beklag dient daarom in zoverre ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van de uitbreiding van dit klachtonderdeel met de omstandigheid dat klager slechts één keer per dag in de gelegenheid wordt gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen, geldt dat dit onderdeel voor het eerst in beroep naar
voren is gebracht. Een dergelijke uitbreiding van een klacht, die feitelijk een nieuwe afzonderlijke klacht inhoudt, kan niet voor het eerst in beroep worden behandeld. Deze klacht had (tijdig) moeten worden ingediend bij de beklagcommissie. Nu dat is
nagelaten, kan verzoeker ten aanzien hiervan niet worden ontvangen in zijn beroep.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog wel ambtshalve en ten overvloede dat de directeur een beperkte uitleg geeft aan het bepaalde in artikel 29 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen (hierna; de Regeling), welk
artikel
luidt:
“De gedetineerde wordt ’s ochtends en ’s avonds in de gelegenheid gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne te verzorgen.”
Noch uit de redactie van dit artikel noch uit de toelichting op de Regeling valt op te maken dat de wetgever bedoeld heeft aan de directeur een keuzemogelijkheid te bieden met betrekking tot de momenten waarop gelegenheid wordt geboden voor de in dat
artikel bedoelde persoonlijke verzorging. Indien de beroepscommissie klager had ontvangen in dit onderdeel van het beklag, had dat beklag daarom gegrond moeten worden verklaard.
De beroepscommissie geeft de directeur in overweging om de momenten voor persoonlijke verzorging voor gedetineerden in de straf- en afzonderingscel in overeenstemming te brengen met hetgeen wettelijk is voorgeschreven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, b, g , h en i en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel f, voor zover dit ziet op de klacht ten aanzien van de douchemomenten, ongegrond met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover daarbij sprake is van de uitbreiding van onderdeel f met een nieuwe klacht.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen c, d en e gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze onderdelen van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 160,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven