Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3549/GV, 24 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3549/GV

betreft: [klager] datum: 24 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2010 genomen beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager zit in de laatste fase van zijn detentie en moet een aantal hem toebehorende goederen verwijderen uit de woning van zijn ex-partner. Indien hij dat niet doet, zal zijn ex-partner alles weggooien en
dan heeft klager, als hij uit detentie komt, helemaal niets meer. Zijn woning is hij kwijt en eerder is er in zijn toenmalige woning ingebroken. Hij was niet verzekerd tegen diefstal. Hij wil graag zijn resterende eigendommen veiligstellen. Desnoods
kan
dat onder begeleiding. Hij wil graag (onder meer) zijn ijskast, wasmachine, vriezer, kledingkast, kleding, lampen, meubels en dergelijke tijdelijk elders opslaan. Daarbij gaat het ook om een aantal erfstukken van zijn moeder en zijn grootmoeder.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een geweldsdelict waarbij sprake is van slachtofferproblematiek en confrontatiegevaar. Hij heeft een definitief advies TR en staat op de nominatie voor opname bij de [...] Zorgkliniek [...]. Hij heeft eerder tijdens zijn
detentie begeleid incidenteel verlof gehad, welk verlof toen goed is verlopen. Hij komt de afspraken met de inrichting goed na. Het Openbaar Ministerie (OM), dat in verband met de executie-indicator om advies is verzocht, heeft negatief geadviseerd. De
inrichting adviseert negatief omdat de door verzoeker opgegeven reden geen grond is voor incidenteel verlof. Het verzoek is daarom afgewezen. Klager heeft de mogelijkheid om zijn zaken te laten behartigen door een familielid of een vriend. Het is niet
noodzakelijk dat hij daarbij aanwezig is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat de door verzoeker opgegeven reden geen grond zou zijn voor het verlenen van incidenteel verlof, omdat het OM negatief heeft geadviseerd en omdat
klager op de nominatie staat om geplaatst te worden in de [Zorgkliniek].
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft, zo komt naar voren uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Roermond, aangegeven tegen het verlenen van vrijheden te zijn in verband met de zwaarte van het door
klager gepleegde misdrijf en het mogelijke gevaar voor confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde feit.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum valt op of omstreeks 3 november 2011.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde,
waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling is voorts een aantal gevallen opgesomd waarin incidenteel verlof kan worden verleend. Die opsomming is niet limitatief, voorstelbaar is dat er andere gevallen
zijn waarin de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de toekenning van incidenteel verlof. Ook voor een ontruiming zoals door klager aangevoerd kan, mits de noodzaak voor klagers persoonlijke aanwezigheid daarbij voldoende aannemelijk is gemaakt,
incidenteel verlof worden verleend. Klager heeft die noodzaak onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat maakt dat op deze grond geen incidenteel verlof kan worden verleend. De omstandigheid dat klager eerder een goed verlopen verlof onder begeleiding heeft
genoten, maakt dit oordeel niet anders. Het betrof immers – anders dan nu verzocht – begeleid verlof, terwijl niet duidelijk is wat de aanleiding voor dat specifieke verlof was. Ook dit gegeven kan daarom niet leiden tot een gegrondverklaring van het
beroep.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat de in het selectieadvies aangevoerde vrees van het Openbaar Ministerie voor – kortweg – slachtofferconfrontatie, bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing, niet als contra-indicatie kan gelden voor
een eventuele verlofverlening.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven