nummer: 10/1884/GA
betreft: [klager] datum: 24 januari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsman [...] en de directeur hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschadiging van klagers horloge.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de schade de dag na de overbrenging naar de afzonderingscel geconstateerd, omdat hem toen de enveloppe met eigendommen werd getoond. Klager heeft direct de schade gemeld aan de aanwezige bewaarders op de afzonderingsafdeling. Klager heeft
direct een beklagformulier gekregen en hij heeft tijdens zijn verblijf in afzondering zijn klacht op papier gezet. Dit blijkt ook uit het feit dat het beklagformulier met potlood is ingevuld. De stelling van de beklagcommissie dat klager pas bij
terugkeer op de afdeling over de schade heeft geklaagd is derhalve feitelijk onjuist. Klager wenst dat zijn schade alsnog wordt vergoed. De schade bestaat uit de reparatiekosten van zijn horloge.
De directeur heeft aangegeven te volharden in zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat bij de overbrenging van klager naar de afzonderingsafdeling door de handboeien het glas van klagers horloge kapot is gegaan. Klager heeft de schade de dag na de overbrenging naar de afzonderingscel
geconstateerd, omdat hem toen de enveloppe met eigendommen werd getoond. Klager heeft direct de schade gemeld aan de aanwezige bewaarders op de afzonderingsafdeling. Op grond van de stukken, is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende is
weersproken dat de beschadiging aan klagers horloge niet is toe te rekenen aan enig handelen van de directeur. Mitsdien bestaat er grond de schade aan het horloge te vergoeden. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden ligt het voor de hand om – op verzoek van klager – de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming.
De beroepscommissie zal de directeur opdragen de reparatiekosten van het glas van klagers horloge te vergoeden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
De beroepscommissie bepaalt dat de directeur de reparatiekosten van het glas van klagers horloge dient te vergoeden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. A.M. Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 24 januari 2011
De voorzitter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
secretaris