Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3628/GV, 1 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3628/GV

betreft: [klager] datum: 1 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Mohrmann, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 november 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verlof aangevraagd om op een gereguleerde wijze in de maatschappij te kunnen terugkeren. Hierbij speelt dat klager korte tijd geleden zijn vierjarig nichtje heeft verloren. Wegens zijn
detentie heeft klager geen afscheid kunnen nemen van zijn nichtje. Klager heeft een verlofaanvraag ingediend om zijn familie te steunen en bij te staan. Een eerder verlofverzoek is afgewezen. Hiertegen heeft klager beklag ingediend, dat door de
beklagcommissie ongegrond is verklaard. De eerste verlofaanvraag is afgewezen, omdat het volgens de officier van justitie naar het slachtoffer en de maatschappij niet verantwoord zou zijn om klager op dat moment met verlof te laten gaan. De inrichting
en de politie Gooi- en Vechtstreek hadden echter geen bezwaar tegen verlofverlening.
Voor de tweede verlofaanvraag is het bezwaar van de officier van justitie komen te vervallen. Het verlof is afgewezen, omdat dat maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Klager zou alles ontkennen met betrekking tot zijn delict. Er zou sprake zijn van
een ontwikkelingsstoornis en klager zou weigeren mee te werken aan een onderzoek, waardoor het recidiverisico onvoldoende zou kunnen worden ingeschat.
Dat klager een ontwikkelingsstoornis zou hebben, is slechts een aanname en is niet gebaseerd op deugdelijk onderzoek. Het niet meewerken aan een onderzoek kan klager niet worden tegengeworpen. De Staatssecretaris had na een behoorlijke afweging van de
belangen niet tot de bestreden beslissing mogen komen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wordt in het TR-rapport omschreven als een zeer actieve veelpleger. Vanaf 2005 heeft hij zeer veel in detentie verbleven. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
Vanuit TR wordt een nader psychiatrisch/psychologisch onderzoek geïndiceerd, maar klager wenst daar niet aan mee te werken. Meerdere toezichten en interventies zijn mislukt, omdat klager zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. Op 4 oktober
2010 is de deelname aan TR beëindigd. Hierdoor blijft het recidiverisico onverminderd hoog. Het verlof is niet afgewezen in verband met slachtofferconfrontatie. Klager heeft laten zien in de afgelopen jaren erg veel te recidiveren. Dit is de grootste
zorg bij een eventuele verlofverlening. In 2011 zal klager de mogelijkheid moeten krijgen zich door middel van verlof voor te bereiden op de terugkeer in de vrije maatschappij.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen algemeen verlof, mits klager tijdens zijn verlof niet in Amsterdam komt. De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres in Bussum.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens poging tot zware mishandeling. Aansluitend dient hij 30 dagen tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 18
maart 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Uit het uittreksel Justitiële documentatie komt naar voren dat klager in relatief korte tijd zeer veelvuldig is veroordeeld voor dan wel in verband is gebracht met het plegen van strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies ten behoeve van het
reïntegratieplan TR komt naar voren dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat. Klager heeft verder zijn deelname aan het reïntegratieplan beëindigd. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 1 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven