nummer: 10/3955/GV
betreft: [klager] datum: 31 januari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. Groeneveld, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.L. Groeneveld om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek tot strafonderbreking is ten onrechte afgewezen. De motivering kan de afwijzende beslissing niet dragen.
Blijkens de verstrekte medische informatie waren de persoonlijke belangen van klager van dien aard dat het verzoek toegewezen had dienen te worden. Artikel 34 en artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zijn
van toepassing. De persoonlijke belangen zijn in de medische sfeer gelegen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is algemeen verlof verleend van 25 tot 27 december 2010. Klagers vader heeft naar de inrichting gebeld dat hij niet tijdig terug zou kunnen zijn in verband met een ernstige bloeding. De huisarts heeft klager doorgestuurd naar het ziekenhuis en
volgens de huisarts was er dringend medische zorg nodig. De directeur van de inrichting heeft beslist dat klager zich op 28 december 2010 voor 16.00 uur moest melden in de inrichting. Vervolgens heeft de raadsvrouw een verzoek om strafonderbreking
gedaan op medische gronden. Dit is samen met de verklaring van de arts voorgelegd aan de medische adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De medisch adviseur heeft aangegeven dat strafonderbreking niet geïndiceerd is. Klager kan, in
afwachting van zijn afspraak met de chirurg, in detentie verblijven. Eventuele medische zorg kan ook in detentie worden gegeven.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem heeft aangegeven dat de medische zorg, die klager nodig heeft, aangeboden kan worden vanuit de inrichting en dat klager vanuit de inrichting alsnog behandeling kan krijgen in het ziekenhuis.
De directeur heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat strafonderbreking niet geïndiceerd is. Klager kan in afwachting van zijn afspraak met de chirurg ook in detentie verblijven. De afspraak kan ook vanuit detentie
worden nagekomen.
Uit telefonische informatie van een medewerker van het b.s.d. van de p.i. Arnhem van 21 januari 2011 volgt dat klager na het verlof van 25 tot 27 december 2010 niet meer is teruggekeerd in de p.i.
3. De beoordeling
Klager onderging hechtenis en vervangende hechtenis. De datum van invrijheidstelling was aanvankelijk vastgesteld op 20 januari 2011. Klager is echter na een algemeen verlof van 25 december 2010 tot 27 december 2010 niet meer teruggekeerd in de
inrichting.
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 kan strafonderbreking
worden verleend wegens onder meer dringende redenen van lichamelijke aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van de detentie in de weg staan.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klager zich tijdens een algemeen verlof heeft gemeld bij zijn huisarts in verband met bloedende aambeien. De huisarts gaf aan dat het om een ernstige situatie ging en dat dringend medisch zorg nodig was. Vanuit de
inrichting is contact opgenomen met klagers huisarts en is geoordeeld dat de medische zorg via de inrichting opgestart en aangeboden kon worden.
Voorts is de medisch adviseur om advies gevraagd en die heeft aangegeven dat strafonderbreking niet geïndiceerd is en dat klager, in afwachting van zijn afspraak met de chirurg, ook in detentie kan verblijven.
De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 januari 2011
secretaris voorzitter