Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2780/GA, 28 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2780/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 september 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, met bijstand van een tolk Arabisch, gehoord.
De directeur van het Detentiecentrum Zeist heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Klagers raadsman is in verband met de weersomstandigheden niet ter zitting kunnen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het metstemverheffing spreken tegen een personeelslid, het bespugen van een personeelslid en het tegen de deur van de verblijfsruimte trappen;
b. het niet kunnen telefoneren met de raadsman in verband met het ontbreken van een telefoonkaart;
c. het buiten klagers aanwezigheid openen van een schriftelijk stuk, afkomstig van de raadsman.

De beklagrechter heeft – voor zover in beroep aan de orde – onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft onderdeel a op formele gronden gegrond verklaard en onderdeel c gegrond
verklaard.
De beklagrechter heeft aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel c van het beklag een tegemoetkoming van € 10,= toegekend.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ziek, hij wil graag behandeld worden door de medische dienst. Hij heeft zijn medicatie nodig en zou graag willen dat hem die weer verstrekt wordt. Klager erkent dat hij op 11 juli 2010 naar een personeelslid gespuugd heeft. Hem kan dat echter
niet verweten worden. Hij kreeg toen de verkeerde medische zorg, waardoor hij geestelijk in de war was. Klager is psychiatrisch patiënt. Hij kreeg op 12 juli 2010 niet de mogelijkheid om te bellen met zijn raadsman. Klager heeft dit wel aan het
personeel gevraagd. Hem werd toen echter geen telefoonkaart verstrekt. Klager kan zich niet vinden in de hoogte van de hem toegekende tegemoetkoming naar aanleiding van het openen van de geprivilegieerde post. Hij vindt dat een bedrag van € 50,= meer
recht doet aan de overtreding van de regels door de directeur.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt
– schriftelijk – als volgt toegelicht.
Namens klager wordt ten aanzien van onderdeel a van het beklag allereerst opgemerkt dat hij voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf te lang in zogenaamd ‘bewaardersarrest’ heeft verbleven. De beklagcommissie was van mening dat die
overtreding zodanig gering was dat, gelet op de aard van het feit waarvoor klager disciplinair werd gestraft, geen aanleiding was voor een tegemoetkoming. De beklagcommissie heeft daarbij evenwel klagers persoonlijke omstandigheden onvoldoende
meegewogen. Dan had immers klagers medische situatie mee moeten worden gewogen. Nu is de beklagcommissie niet tot een beoordeling van de proportionaliteit van de opgelegde disciplinaire straf gekomen. Een en ander maakt dat er volgens klager wel
degelijk aanleiding was voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Ten aanzien van onderdeel b wordt opgemerkt dat niet is gebleken dat klager de gelegenheid is geboden om telefonisch contact te hebben met zijn advocaat. Volgens de directeur zou klager daar niet om verzocht hebben. Omdat klager de Nederlandse taal
niet
machtig is, had hij toen met bijstand van een tolk in de Arabische taal moeten worden gehoord. Nu dat niet is gebeurd, kan niet worden volgehouden dat klager niet zou hebben gevraagd om een telefoonmogelijkheid.
Ten aanzien van onderdeel c wordt opgemerkt dat de toegekende tegemoetkoming kennelijk is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Het betrof hier evenwel een schending van een voor klager fundamenteel recht, te weten het recht op vrij verkeer
met de raadsman. Gelet daarop had een tegemoetkoming van € 50,= meer in de rede gelegen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a en c van het beklag naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ten aanzien van
deze onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagrechter, met inbegrip van de voor onderdeel c toegekende tegemoetkoming.

Ten aanzien van de klacht omtrent het niet kunnen telefoneren met de raadsman (onderdeel b) overweegt de beroepscommissie dat aannemelijk is geworden dat klager, toen hem de onderhavige disciplinaire straf werd opgelegd, heeft willen vragen om
telefonisch contact met zijn raadsman. De omstandigheid dat dit verzoek niet is overgekomen bij de directeur of het personeel, valt de directeur toe te rekenen en moet worden gezien als een schending van de zorgplicht van de directeur. Gelet daarop kan
de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming
voor
deze gegrondverklaring en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en c van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. De beslissing van de beklagrechter betreffende de aan klager toegekende tegemoetkoming van
€ 10,= wordt eveneens bevestigd.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager terzake van de gegrondverklaring van onderdeel b van het beklag een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven