Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2597/GB, 20 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2597/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het PPC I te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 mei 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel. Op 5 juli 2010 is hij geplaatst in het PPC I te Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in het h.v.b. van de p.i. Ter Apel geplaatst omdat klager de voorwaarden die waren gesteld in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van zijn terbeschikkingstelling zou hebben overtreden. De periode tussen het voorwaardelijk beëindigen
van de dwangverpleging en zijn plaatsing in de p.i. Ter Apel is voor klager zwaar geweest. In het kader van de voorwaardelijke beëindiging zou klager intensief worden begeleid door Verslavingszorg Noord Nederland. Echter van die begeleiding is niet
veel
terecht gekomen. Klager moest na zijn abrupte ontslag uit de kliniek bijna alles zelf regelen en organiseren hetgeen door Verslavingszorg Noord Nederland erkend wordt. Na bijna veertien jaar terbeschikkingstelling met dwangverpleging, waarbij in feite
door de kliniek voor klager “gezorgd” werd, moest hij zich plotseling alleen redden. De overgang was voor klager zo groot dat er in feite al snel sprake was van overvragen en overbelasting. Klager had geen controle c.q. overzicht meer, en dat maakte
hem
nerveus en verward. Het is dan ook niet zo gek dat hij zich bij binnenkomst in de p.i. Ter Apel lastig heeft opgesteld door bijvoorbeeld dreigementen te uiten en zich intimiderend op te stellen. Dat onaangepaste gedrag is voor klager een manier om zich
staande te houden in een voor hem onbekende wereld. Uit het selectieadvies van de p.i. Ter Apel blijkt dat op het moment dat klager serieus genomen wordt en er serieus met hem in gesprek wordt gegaan, hij zijn intimiderende en onaangepaste gedrag
direct
laat varen. Na enige tijd is klager desondanks van de p.i. Ter Apel overgeplaatst naar de Landelijke afzonderingsafdeling (LAA) te Vught. Gerapporteerd wordt dat klager zich daar correct gedraagt jegens het personeel. Verder wordt opgemerkt dat klager
geen problemen lijkt te hebben met het LAA-regime. Opvallend is ook dat in het selectieadvies is genoteerd dat de mate van risico “normaal” is. Klager betwist dat hij meer begeleiding en medische zorg nodig heeft. Ook uit het onderliggende
selectieadvies volgt niet dat dit het geval is. Hoewel er sprake is geweest van - kortweg - onaangepast, dreigend en intimiderend gedrag van klager heeft hij daarnaast ook laten zien dat hij zich op nette en correcte wijze jegens het personeel kan
gedragen en dat hij zich aan de regels kan houden. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris, zonder nadere motivering, niet in redelijkheid tot de beslissing had kunnen en mogen komen om klager te selecteren voor het PPC te Vught. Dit klemt
temeer nu in het selectieadvies is opgemerkt dat de mate van risico normaal is. Niet valt dan in te zien waarom klager naar een PPC moest worden overgeplaatst. Het enkele feit dat klager soms nerveus, lichtelijk paranoïde en verward overkomt, is naar
de
mening van klager niet voldoende om een plaatsing in een PPC te rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de bestreden beslissing. Klager heeft in bezwaar uitgebreid gemotiveerd waarom hij het niet eens is met de beslissing om hem in het PPC Vught te
plaatsen. Hij heeft argumenten aangedragen waarom hij op een reguliere afdeling zou moeten worden geplaatst. De selectiefunctionaris is in de bestreden beslissing op geen enkele wijze inhoudelijk ingegaan op de door klager aangevoerde bezwaren en
argumenten. Zij heeft slechts volstaan met het citeren van een deel van het selectieadvies. De selectiefunctionaris heeft niet aannemelijk gemaakt dat het, gelet op klagers psychische en fysieke gesteldheid, noodzakelijk was om hem in een PPC te
plaatsen. Het enkele feit dat klager jarenlang in een TBS-kliniek heeft verbleven is op zichzelf nog niet genoeg om hem enkel op basis daarvan in een PPC te plaatsen. De tul-zitting in verband met de vordering van de Officier van Justitie tot
hervatting
van de dwangverpleging heeft inmiddels plaatsgevonden voor de Rechtbank te Leeuwarden. De Rechtbank heeft de vordering toegewezen en de hervatting van de dwangverpleging gelast. Tegen deze uitspraak heeft klager hoger beroep ingesteld. Klager verzoekt
hem een passende financiële tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 12 mei 2010 als arrestant geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Ter Apel. Vanaf zijn plaatsing hebben de politie en de rechterlijke macht aangegeven zich zorgen te maken over klagers gedrag. Klager reageerde hierop met de mededeling dat het
leven voor hem op dat moment nog weinig waarde had. Vanaf zijn plaatsing heeft klager uitlatingen gedaan waaruit blijkt dat hij met zeer gewelddadige gedachten rondloopt. Bij de woorden die hij uitspreekt lijkt een grote woede schuil te gaan en dit
gaat
gepaard met trillende lippen en lichaamsbewegingen. Tijdens gesprekken geeft hij tevens aan dat hij plannen beraamt om het personeel fysiek iets aan te doen en zich niet laat tegenhouden door interventies. Klager komt over als een zeer warrig en
onpeilbare man. Naar aanleiding van een sterke ontwikkeling van agressie jegens personeel en op grond van de informatie van derden is klager op maatregel in de LAA geplaatst. De directeur heeft naar aanleiding van een advies van de gedragsdeskundige
geadviseerd om klager vanuit de LAA te plaatsen in een PPC. De aangeleverde stukken geven een goed beeld van de wisselingen in het gedrag van klager en de onmogelijkheid binnen een algeheel regime hier op een goede manier mee om te gaan. Op grond van
de
informatie die erop duidt dat de nodige professionaliteit en investering van het personeel nodig wordt geacht om klager de zorg en aandacht te geven die zijn gedrag vraagt, is een plaatsing in een PPC geïndiceerd.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC I Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: a. in verband met
een
psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere
observatie
is vereist.
In de nota van toelichting (Stcrt 2009, nr 19971) wordt aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang
behoeven (op grond van artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing in of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de nota van toelichting wordt daarover het volgende aangegeven:
“Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie”.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de door de selectiefunctionaris overgelegde stukken onvoldoende duidelijk is dat ten aanzien van klager forensische zorg is geïndiceerd. Uit het selectieadvies blijkt niet dat er een blijkens de
memorie
van toelichting vereiste screening en indicatiestelling heeft plaatsgevonden en dat biedt dan ook onvoldoende grond om aan te kunnen nemen dat het noodzakelijk is dat klager in een PPC geplaatst wordt, terwijl in de bestreden beslissing wordt volstaan
met te verwijzen naar het feit dat de gedragsdeskundige meer zorg en aandacht geïndiceerd acht en in het kort wordt gewezen op bepaalde gedragspatronen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dient wegens
een gebrek aan motivering te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen
termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 17 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven