Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2933/GB, 10 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2933/GB

Betreft: [klager] datum: 10 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Ö. Saki, op 17 december 2010 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen – zo verstaat de beroepscommissie – de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 februari 2008 gedetineerd. Hij verbleef voorheen in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Haaglanden. Van daaruit is hij op 8 september 2010 in afwachting van herselectie teruggeplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.)
van de locatie Zoetermeer. Op 10 september 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door weersomstandigheden en de daarmee verband houdende logistieke problemen met betrekking tot de aanvoer van klager in voormelde p.i. om te worden gehoord op 17 december 2010, zijn klager en zijn raadsvrouw toen afzonderlijk gehoord.

3.2. Klager heeft – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Klagers werkzaamheden bestonden uit het ophalen van auto’s, het repareren daarvan het weer wegbrengen. Het kwam ook wel voor dat bij de opdrachtgevers ter plaatse poetswerkzaamheden moesten worden verricht. Klager had toen de auto een dag eerder
opgehaald. Dit heeft hij ook tegen zijn begeleider gezegd. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij de volgende dag met die auto naar Den Haag moest om hem daar te repareren. Klager is die volgende dag ook naar Den Haag gegaan en heeft aan die auto
gewerkt.
Omdat de auto niet klaar was, heeft hij een vriend gebeld om hem terug te brengen naar de zeer beperkt beveiligde inrichting Haaglanden. Hij heeft toen hij bij de inrichting moest wachten voordat hij naar binnen kon, in de auto wat gedronken. Hij weet
niet meer hoeveel. Klager bestrijdt dat hij toen niet meer op zijn benen zou kunnen staan van de drank. Klager is vervolgens bij binnenkomst direct ingesloten. Hij heeft toen niet kunnen spreken met de directeur of met zijn mentor. Klager is toen niet
in een café geweest. Hij heeft toen wel aangegeven dat hij de dag ervoor met de auto naar de inrichting was gekomen. Klager heeft nooit verklaard het eens te zijn met de inhoud van het selectieadvies. Hij heeft steeds aangegeven te hebben gewerkt en
nadien iets te hebben gedronken. Hij heeft het selectieadvies niet kunnen inzien voordat het naar de selectiefunctionaris werd gezonden.

3.3. Klagers raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Klager werkte bij een werkgever als medewerker in een autopoetsbedrijf. Hij verrichtte daar alle voorkomende werkzaamheden. Hij had van zijn werkgever een auto meegekregen waarmee hij de volgende dag naar Den Haag naar de garage moest voor een
reparatie. Klager heeft dat gedaan en heeft die dag gewerkt aan die auto. Hij heeft die dag ook telefonisch contact gehad met zijn werkgever. Omdat hij geen vervoer had omdat de auto nog niet klaar was, is hij opgehaald door een vriend die hem
terugbracht naar de inrichting. Vervolgens heeft hij inderdaad alcohol gebruikt. Klager is van mening dat hij gewaarschuwd had moeten worden alvorens hem voor te dragen voor herselectie. Volgens de inrichting zou de werkgever van klager hebben gemeld
dat klager niet gewerkt zou hebben. Dat is onjuist. Klagers raadsvrouw heeft een verklaring overgelegd waaruit naar voren komt dat klager die dag wel gewerkt heeft. De raadsvrouw kan niet aangeven hoeveel klager toen gedronken zou hebben. Klager is het
overigens nooit eens geweest met zijn overplaatsing en daarom is de akkoordverklaring met het selectieadvies onbegrijpelijk.

3.4. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Verzoeker is op 8 september 2010 vanuit de z.b.b.i. Haaglanden als passant ter herselectie geplaatst in het h.v.b. in Zoetermeer. Op 10 september 2010 is hij vervolgens geplaatst in de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn. Klager is, terwijl hij
in het kader van zijn verblijf in de z.b.b.i. aan het werk had moeten zijn, naar een café gegaan en heeft daar alcohol genuttigd. Bij een blaastest scoorde hij een promillage van 1,45 mμ/ml ug. Klager heeft daarvoor als verklaring gegeven dat het werk
erg zwaar was en dat zijn dochter en hijzelf ziek waren. In het bezwaarschrift ontkende verzoeker vervolgens alcohol te hebben genuttigd in een café. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard. In beroep ontkent klager niet alcohol te hebben
genuttigd maar vecht hij het tijdstip van het nuttigen van die alcohol aan. In beroep zijn geen nieuwe gronden aangevoerd dan die over welke de selectiefunctionaris in bezwaar al een oordeel heeft gegeven.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager was, toen hij 1 september 2010 onder invloed van alcoholhoudende drank terugkeerde in de inrichting, gedetineerd. Het gebruik van alcohol tijdens detentie, ook als een deel van die detentie feitelijk buiten de inrichting wordt
doorgebracht, is verboden en een levert een strafwaardige gedraging op in het kader van de Pbw. Klager erkent alcohol te hebben gebruikt, maar geeft daarbij aan dat dit buiten werktijd is gebeurd. Hij heeft derhalve aan zijn verplichtingen ten opzichte
van de werkgever voldaan. Dit neemt echter niet weg dat klager het hiervoor genoemde verbod van gebruik op alcohol tijdens detentie heeft overtreden. Het enkele gebruik van alcohol tijdens detentie levert voldoende grond op om een gedetineerde die in
een z.b.b.i. verblijft, terug te plaatsen naar een normaal beveiligde inrichting. De door en namens klager vermelde omstandigheden waaronder klager tot die overtreding zou zijn gekomen, maken dit niet anders. Het vorenstaande leidt ertoe dat moet
worden
geoordeeld dat de op de onder 3.4 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven