Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2673/GV, 6 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2673/GV

betreft: [klager] datum: 6 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 september 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Eerst wordt opgemerkt dat klager niet veroordeeld is voor een geweldsdelict. De afwijzing van het verlofverzoek en het advies van de directie zijn voornamelijk gebaseerd op het feit dat klager middels een strafoverplaatsing vanuit de b.b.i. Maashegge
is
teruggeplaatst naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave, omdat klager zich niet had gehouden aan de voorwaarden die waren gesteld bij het verlenen van regimair verlof. Tegen de terugplaatsingsbeslissing is klager in beroep gegaan. Kortheidshalve
wordt naar het beroepschrift verwezen. Er is niet gekeken naar de beweegredenen van ‘het niet houden aan voorwaarden’. Ten onrechte is de conclusie getrokken dat een verlof maatschappelijk onaanvaardbaar is. Er is ook voorbijgegaan aan het feit dat
vijf
eerdere regimaire verloven zonder problemen c.q. incidenten zijn verlopen. Door de afwijzende beslissing krijgt klager het gevoel dat hij dubbel gestraft wordt. In de b.b.i. Maashegge had er namelijk ook voor gekozen kunnen worden om klagers
eerstvolgende verlof in te trekken. Voorts is klager in beklag gegaan tegen de inhoud van het advies van de p.i. Grave.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 18 juni 2010 teruggeplaatst in de p.i. Grave, omdat hij zich niet heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden tijdens het verlof. Klager diende op zijn verlofadres te verblijven, maar de politie trof klager aan in een horecagelegenheid.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij is aangegeven dat klager minder dan drie maanden in de inrichting verblijft en dat daarom te weinig zicht is op klagers functioneren. Ook is er
onvoldoende vertrouwen of klager zich aan de afspraken c.q. voorwaarden van verlof zal houden.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen detentiefasering.
De politie heeft zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens diefstal onder strafverzwarende omstandigheden en heling. Aansluitend dient hij een hechtenis van tweemaal veertien dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op of omstreeks 6 april 2011. Eventueel dient hij aansluitend een subsidiaire hechtenis van zes dagen te ondergaan, twee dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en een gijzeling van twee dagen in
het kader van een hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van klagers beroep met kenmerknummer 10/2303/GB en haar uitspraak van 25 oktober 2010 en van 22 november 2010.
Uit de dossierstukken blijkt dat klager op 18 juni 2010 vanuit de b.b.i. Maashegge is teruggeplaatst naar de p.i. Grave omdat hij zich niet had gehouden aan de voorwaarden die gesteld waren bij verlofverlening. Nu klager op formele gronden in het
gelijk
is gesteld, kan de overplaatsing niet als dragende grond voor de weigering van algemeen verlof dienen. Gelet hierop kan de bestreden beslissing niet in stand blijven. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie
binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven