nummer: 10/602/TB
betreft: [klager] datum: 6 januari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 19 februari 2010 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen verweerder – in deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de Minister van Justitie of de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens verweerder, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van
het ministerie van Veiligheid en Justitie. Op verzoek van verweerder is als getuige-deskundige uitgenodigd, [...], behandelcoördinator bij de Pompestichting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft het verzoek van klager tot overplaatsing vanuit een longstay afdeling naar een reguliere behandelinrichting afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 25 september 2001 geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek. Op 27 februari 2003 is klager overgeplaatst
naar
FPC De Rooyse Wissel. Op 21 februari 2007 is besloten klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Klager verblijft in deze voorziening sinds 26 februari 2007. Bij brief van 22 januari 2010 heeft klager verzocht om overplaatsing
naar een voor hem geschikte resocialisatieafdeling in de regio Arnhem. Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 19 februari 2010 afgewezen.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de bestreden beslissing wordt in zijn geheel niet ingegaan op de toezegging tijdens de laatste verlengingszitting van de heer Braun. De heer Braun heeft tegenover de familie van klager
aangegeven dat de inrichting goed bezig is met klager. Tevens is duidelijk aangegeven dat klager niet meer delictgevaarlijk is. Verweerder gaat niet in op de beschikking van de rechtbank Arnhem van 25 september 2009, waaruit blijkt dat er een
hernieuwde
resocialisatiepoging zal worden ondernomen. Later bleek dit toch niet de bedoeling. Dit heeft tot een grote teleurstelling bij klager geleid. Klager heeft laten zien dat hij gedurende een lange periode in staat is om regels na te leven. Hij is
voldoende
stabiel om voor een overplaatsing in aanmerking te komen. Ten aanzien van klager is sprake van minder incidenten. Klager is het niet eens als wordt gezegd dat hij vooruitgang heeft geboekt door meer structuur. Hij is rustiger geworden. Klager heeft er
veel moeite mee als wordt gezegd dat behandeling geen nut meer heeft. Hij heeft veel gesproken met de heer Braun, die zou uitkijken naar een andere leefomgeving voor klager. Het voeren van gesprekken houdt klager tegen, omdat dan alleen wordt gekeken
naar verpleging en begeleiding en niet meer naar behandeling. Klager vraagt zich af waarover gesproken moet worden.
Tijdens de verlengingszitting is de toezegging van de resocialisatie wel gedaan. Het vertrouwen in de inrichting is hierdoor geschaad.
Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager heeft niet binnen de geldende termijn beroep ingesteld en heeft geen geldige reden opgegeven voor de termijnoverschrijding. Klager dient derhalve
niet-ontvankelijk
in zijn beroep te worden verklaard. Verweerder verwijst naar het uitvoerig verweer van de Pompestichting van 19 april 2010. Klagers problematiek is nog onverminderd aanwezig. Er zijn geen behandelmethoden waarvan behandeleffect is te verwachten. De
Pompestichting geeft aan dat bij klager sprake is van een aaneenschakeling van impulsieve gedragingen en een ernstig gebrek aan probleem- en ziekte-inzicht, waardoor het vestigen van een constructieve behandelrelatie onvoldoende mogelijk is gebleken.
Het is tot op heden niet gelukt dit gedragspatroon te doorbreken. Een volgende stap, waarbij te denken valt aan een aanvraag tot begeleid verlof, is daardoor niet mogelijk. Een toename van behandeldruk zal klager meer schade toebrengen en zal leiden
tot
verdere destabilisatie. Ten tijde van de uitspraak van de rechtbank was bekend dat klager onvoldoende ziekte-inzicht heeft en zich niet begeleidbaar opstelt. Gelet hierop meent verweerder dat de afwijzing van het verzoek gerechtvaardigd is. Ook al zou
er een toezegging zijn gedaan omtrent resocialisatie, dan nog is geen uitplaatsing mogelijk.
De getuige-deskundige, [...], geeft de volgende toelichting. Een resocialisatie van klager is niet aan de orde, omdat in een longstayvoorziening geen resocialisatiepoging kan worden ondernomen. Er kan alleen een inschatting worden gemaakt of
resocialisatie wenselijk is. Voordat een overplaatsing aan de orde is, moeten er gesprekken kunnen worden gevoerd en moet er samenwerking bestaan tussen klager en het behandelteam. Daar is thans onvoldoende sprake van. Het behandelplan van klager is
gericht op het verkrijgen van inzicht in de belevingswereld van klager. Dat is nu onvoldoende tot stand gekomen. Klager houdt gesprekken af. Dat is de reden waarom de behandeling gestrand is. Klager functioneert stabiel. Er is sprake van
medicatieinname
en een strak programma. Doch dit is onvoldoende. Essentieel is dat er gesprekken kunnen worden gevoerd. Niet uitgesloten wordt dat tijdens de behandeling van de verlengingszitting voor de rechtbank is gesproken over resocialisatie. Het lijkt er echter
op dat dit uit z’n verband is gehaald. Het was de wens van klager om overgeplaatst te worden en in die zin is er tijdens de verlengingszitting over gesproken. Aan een traject naar begeleid verlof valt te werken, maar dan moet iemand wel sturing
accepteren. Klager zal de eerste stap moeten zetten.
4. De beoordeling
Op grond van artikel 69, vierde lid jo. artikel 58, vijfde lid van de Bvt dient het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop hij kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Een na
afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. De bestreden beslissing dateert van 19 februari 2010 en het beroepschrift is gedateerd
op
1 maart 2010 en op diezelfde datum door het secretariaat van de Raad ontvangen. Het beroepschrift is derhalve te laat ingediend. Nu echter in de bestreden beslissing een beroepsclausule ontbreekt, klager zelf geen beslissing heeft ontvangen en klagers
raadsman de beslissing onweersproken op 23 februari 2010 heeft ontvangen, is de termijnoverschrijding verschoonbaar. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beroep.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
In het advies van de Pompestichting van 19 april 2010 wordt aangegeven dat er geen sprake is van een constructieve samenwerkingsrelatie tussen leden van het multidisciplinaire behandelteam en klager. Klager wil niet in gesprek met de
behandelcoördinator
als het gaat over doelstellingen in zijn behandelplan. In contact met zijn sociotherapeutisch medewerkers op de afdeling stelt klager zich moeilijk begeleidbaar op. Verder wordt in het advies vermeld dat er geen nieuwe behandelmethoden voorhanden zijn,
waarvan in het geval van klager een behandeleffect te verwachten zou zijn.
De beroepscommissie laat in het midden of tijdens de behandeling van de verlenging van de tbs-maatregel voor de rechtbank Arnhem toezeggingen zijn gedaan over het opstarten van een resocialisatiepoging. De lezingen van klager en de inrichting
verschillen hierover. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat enige verbetering is bereikt, nu het aantal incidenten is afgenomen. Deze verbeteringen zijn echter naar het oordeel van de beroepscommissie niet dusdanig dat thans reeds een resocialisatiepoging
zou moeten worden overwogen.
In het licht van het vorenstaande, kan niet worden geconcludeerd dat een voortgezet verblijf van klager op de longstayafdeling niet langer in de rede ligt. De beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 januari 2011
secretaris voorzitter