Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2205/GA, 7 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2205/GA

betreft: [klager] datum: 7 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle Zuid 1,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Arnhem, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, gehoord.
De directeur van de locatie Zwolle Zuid 1 heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij heeft op verzoek van de beroepscommissie zijn standpunt op 23 december 2010 op enkele onderdelen schriftelijk nader toegelicht.
Een afschrift van die nadere toelichting is ter kennisneming naar klager en diens raadsvrouw verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen met cameraobservatie (1 en 2), de te korte luchtmomenten (3), het gebrek aan persoonlijke verzorging op de afzonderingscel (4) en de
hygiëne op de afzonderingscel (5).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst is de beslissing om de afzonderingsmaatregel op te leggen niet redelijk. Er is geen sprake geweest van geweld maar van zachte drang om de mentor uit de cel te bewegen. Klager heeft bovendien eerst aan hem gevraagd om de cel te verlaten.
Klager kon met moeite opstaan en heeft de mentor bij zijn schouder gepakt. Hij was zelf ook geschrokken dat hij zijn vuist gebald had. Dat kan een bijwerking zijn van de medicatie. Klager vermoedt dat hem bewust medicatie wordt gegeven met als
bijwerking agressiviteit en opvliegers. Klager is onheus bejegend in de periode dat hij in afzondering verbleef. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om tweemaal per dag 30 minuten te luchten. Klager had goed zicht op de klok. Het is voorgekomen
dat
klager maar vijf minuten mocht luchten en naar binnen moest. Er is wel degelijk sprake geweest van cameraobservatie. Klager heeft dat zelf gezien.
Klagers medicatie had een negatieve werking op klagers maag en darmen. Hij heeft zichzelf bevuild met diarree en mocht niet douchen. In de afzonderingscel is geen douche aanwezig.
De directeur heeft erkend dat er sprake was van een mierenplaag. Klager had naar een andere afzonderingscel overgeplaatst kunnen worden. Klager is in twee verschillende luchtkooien geweest en daar waren geen mieren. Bovendien waren niet alle
afzonderingscellen bezet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager klaagt over de geboden luchtmomenten tijdens zijn verblijf op de PPC-afdeling (de beroepscommissie begrijpt dat hiermee wordt gedoeld op het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de p.i. Zwolle). Het recht om minimaal één uur per dag te luchten
wordt ingeroosterd in een dagprogramma. Klager kan dagelijks een uur in de buitenlucht verblijven. De directeur heeft geen informatie, data en tijdstippen ontvangen die klagers standpunt onderbouwen. Het afdelingshoofd heeft aangegeven dat klager wel
degelijk dagelijks in de gelegenheid wordt gesteld om een uur te kunnen luchten. Klager maakt daar geen gebruik van. Hij wil niet communiceren met het personeel. Het is onjuist dat klager na tweemaal vijf minuten naar binnen wordt gehaald.
Uit de iso-verzorging (de beroepscommissie begrijpt een verslag dat wordt bijgehouden door het personeel dat belast is met de verzorging van degenen die in afzondering verblijven) blijkt dat klager zich in de nacht van 30 maart 2010 heeft bevuild. Bij
benadering op 31 maart 2010 om 09.37 uur gaf klager totaal geen reactie op welke vraag dan ook. Één minuut nadat het personeel was vertrokken, verzocht klager om een arts. Klager wilde niet communiceren met het personeel en de verpleegkundige.
Vervolgens is met klager afgesproken dat hij zich op 1 april 2010 om 10.30 uur kon douchen. Klager wilde dat op zijn voorwaarden en geen badslippers aan. Het personeel wilde dat wel vanwege hygiënische redenen. Uiteindelijk heeft het personeel om 10.53
uur besloten dat klager mocht douchen op zijn condities. Op 2 april 2010 op 09.53 uur en 6 april 2010 om 09.51 uur heeft klager wederom gedoucht.
In verband met graafwerkzaamheden in de aangrenzende tuinen kwamen er mieren omhoog. Met lokdoosjes is getracht de mierenplaag in te dammen Op meerdere plekken in kantoren, afdelingen en verblijfsruimten liepen tientallen mieren. Ook in alle
afzonderingscellen liepen enkele mieren. Dit was echter niet dermate storend qua hygiëne of voor de gezondheid dat klager naar een gewone cel geplaatst moest worden.

3. De beoordeling
Met betrekking tot beklagonderdelen 1 en 2 overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de
beklagcommissie. Het beroep zal voor de beklagonderdelen 1 en 2 ongegrond worden verklaard.

Ingevolge het bepaalde in artikel 49, derde lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks tenminste één uur in de buitenlucht te verblijven. De wetgever heeft het fundamentele belang van het
verblijf in de buitenlucht voor gedetineerden erkend door er in geval van afzondering op welke grond dan ook geen (structurele) beperking anders dan individueel verblijf in de buitenlucht op aan te brengen. Anders dan de directeur en mede gezien het
klaagschrift is de beroepscommissie van oordeel dat beklagonderdeel 3 de te korte luchtmomenten betreft gedurende de periode dat klager verbleef in afzondering. Over het luchten in de afzonderingsperiode heeft de directeur ten overstaan van de
beklagcommissie geen standpunt ingenomen en in beroep heeft hij zich slechts uitgelaten over het luchten in een andere periode. Dat betekent dat de klacht inzake het luchten gegrond zal worden verklaard nu hetgeen klager naar voren heeft gebracht
onvoldoende is weersproken. Aangezien de gevolgen van het te korte luchten niet meer zijn ongedaan te maken acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Met betrekking tot beklagonderdeel 4 overweegt de beroepscommissie als volgt. Er is geen verschil van inzicht tussen klager en de directeur over de vraag of er noodzaak was om klager in de gelegenheid te stellen om zich te douchen in verband met het
feit dat klager zich had bevuild. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient de directeur in een geval als het onderhavige alles in het werk te stellen om te realiseren dat klager zich doucht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat klager
verblijft
in een inrichting met een bijzondere bestemming waarin personeel vaker geconfronteerd wordt met moeilijk gedrag van de kant van een gedetineerde voortvloeiend uit diens persoonlijkheid. Het personeel was op 31 maart 2010 om 09.37 uur op de hoogte van
het feit dat klager zich had bevuild. De beroepscommissie acht het onaanvaardbaar dat klager pas na meer dan 24 uur gedoucht heeft. De beroepscommissie zal dit beklagonderdeel dan ook gegrond verklaren en zij acht hier eveneens termen aanwezig om aan
klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Met betrekking tot beklagonderdeel 5 overweegt de beroepscommissie dat weliswaar vaststaat dat de inrichting te maken had met overlast van mieren, maar dat niet aannemelijk is geworden dat de aard en de intensiteit van die overlast op de
afzonderingsafdeling zodanig was dat er onmiddellijk maatregelen nodig waren in verband met een voor klager niet langer aanvaardbaar verblijf in de afzonderingscel. Het beroep zal voor dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de beklagonderdelen 1, 2, en 5 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep met betrekking tot beklagonderdelen 3 en 4 gegrond, vernietigt in
zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart deze beklagonderdelen alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven