Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2149/GM, 28 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2149/GM

betreft: [klager] datum: 28 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 juli 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klaagster, bijgestaan door haar raadsman, mr. B.J. Tieman, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen, maar heeft een schriftelijke reactie gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2010, betreft a. klaagster is een glutenvrij dieet verstrekt terwijl zij een lactosevrij dieet volgt, b. bejegening door verpleegkundigen en c. het niet
verstrekken van de pil.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft het volgende aangevoerd.
Klaagster is vegetariër, heeft een lactose-intolerantie en een overgevoeligheid voor tempeh en rijst, dit veroorzaakt maag- en darmkrampen. Klaagster voelt zich niet serieus genomen in haar klachten, deze worden afgedaan als wanen. Ze is uitgehongerd
en
heeft door de uithongering in combinatie met de extreme kou in haar cel een virale infectie opgelopen. Zij is haar stem kwijtgeraakt gedurende twee weken en zes kilo afgevallen in twee weken. Zij is eerder uitgehongerd geweest van 2 augustus 2005 tot
en
met 1 februari 2007 omdat haar lactose-intolerantie niet werd erkend. Klaagster heeft een nadere toelichting toegestuurd. Hierin geeft zij aan dat zij enige weken last heeft van migraineaanvallen. Hierdoor kan zij nu niet reageren. Zij verwijst naar
een
uitspraak van de beklagcommissie waarin klaagster in het gelijk zou zijn gesteld wat betreft het niet verstrekken van het juiste medische dieet, zijnde lactosevrij en vegetarisch, zonder rijst en tempeh.
Het is onbegrijpelijk dat na iedere overplaatsing het zo moeizaam is het juiste dieet te krijgen

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klaagster is op 9 april2010 op de landelijke afzonderingsafdeling te Vught geplaatst. Zij verbleef tot 22 april2010 in Vught. Zij had heel bijzondere dieetwensen. Verpleegkundigen hebben geprobeerd een oplossing daarvoor te vinden. Op 10 april 2010 is
het dieet doorgegeven aan de keuken en pas op 13 april 2010 is duidelijk geworden welk dieet zij in de p.i. Zwolle had. Een volledig dieet is pas na een paar dagen verstrekt omdat een en ander besteld moest worden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van onderdeel a. dat vast staat dat klaagster een speciaal dieet volgde. Het is aan de medische dienst erop toe te zien dat een gedetineerde een dieet als in deze ook werkelijk verstrekt wordt. Op basis van de
stukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de medische dienst te kort is geschoten in de controle of klaagster haar dieet verstrekt kreeg. Het beroep zal op dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard. Nu niet is gebleken dat
klaagster als gevolg van het niet verstrekt krijgen van de specifieke maaltijden ernstige hinder heeft ondervonden, ziet de beroepscommissie geen aanleiding een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van de bejegening wordt opgemerkt dat hiertegen geen beklag- of beroepsmogelijkheid bestaat. Klaagster zal op dit onderdeel dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c. staat vast dat klaagster haar pil enige dagen niet heeft gehad. Gebleken is dat de medische dienst deze op de dag van binnenkomst besteld heeft bij de apotheek. Toen duidelijk was dat deze de dag erna niet geleverd was, is
meteen actie ondernomen en is de medicatie nogmaals besteld. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van onderdeel c. niet kan worden aangemerkt als
in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond en bepaalt dat klaagster geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht ten aanzien van onderdeel b.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 28 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven