nummer: 10/2851/GV
betreft: [klager] datum: 16 december 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Vos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 september 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M.G. Vos, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn belangen niet naar behoren zijn erkend. De afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is onevenredig zwaar en niet wenselijk. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd, doordat
onduidelijk is op grond van welke informatie geconcludeerd moet worden dat verlofverlening op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Klager gaat akkoord met alle algemene en bijzondere voorwaarden die noodzakelijk worden geacht om vermeende
risico’s te ondervangen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor een poging tot medeplegen van zware mishandeling en poging tot afpersing. Omdat klager eerder is veroordeeld wegens een drugsdelict en een geweldsdelict, is
er sprake van een delictpatroon ten aanzien van drugs- en geweldsdelicten. Op basis van de delictgeschiedenis, het ontbreken van een structureel inkomen en de op dit moment niet gemotiveerde houding tot gedragsverandering van klager wordt de kans op
recidive als hoog ingeschat. Vanwege het delictgedrag en het ontbreken van vaardigheden om dit gedrag te veranderen, heeft de reclassering interventies geadviseerd. Klager wenst hier niet aan mee te werken. Gelet hierop en de negatieve adviezen van het
Openbaar Ministerie, politie, TR en de inrichting is besloten het verzoek om verlof af te wijzen. Daarbij is aangegeven dat klager een nieuw verzoek kan indienen wanneer hij gemotiveerd gaat deelnemen aan de CoVa-training.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Amsterdam Over-Amstel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het hoofd van het Coördinatie Bureau TR acht een verlof nog niet geïndiceerd. De advocaat-generaal bij het ressortparket te
Amsterdam adviseert negatief. De politie Amsterdam-Amstelland adviseert eveneens negatief.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag, diefstal met geweld en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 september 2011. Aansluitend dient hij eventueel 7 dagen
gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat de kans op recidive hoog wordt ingeschat. In het advies van de inrichting wordt verwezen naar het advies van het hoofd Coördinatiebureau TR. Klager is aangemeld voor TR en heeft hiermee ingestemd. Het
hoofd Coördinatiebureau TR komt tot een negatief advies en adviseert te starten met een CoVa- training en klager te plaatsen in een b.b.i. plus. In onderling verband beschouwd begrijpt de beroepscommissie dit standpunt en de hierop gebaseerde afwijzing
van het verlof door de Minister niet. Hier komt bij dat dit advies is gebaseerd op wenselijkheden, terwijl voor de afwijzing van algemeen verlof op feiten en omstandigheden gebaseerde contra-indicaties nodig zijn.
Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Minister wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de Minister zal worden vernietigd. De Staatssecretaris van Veiligheid
en Justitie zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 december 2010
secretaris voorzitter