Nummer: 10/3321/GB
Betreft: [klager] datum: 15 december 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is door de Rechtbank te Den Bosch veroordeeld tot twee vrijheidsstraffen van in totaal 42 dagen. Bij brief van 13 oktober 2010 is klager opgeroepen zich op 22 november 2010 te melden bij de b.b.i. van de locatie Maashegge.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft na ontvangst van een brief waarin hem werd medegedeeld dat hij zijn straf moest ondergaan, contact opgenomen met een medewerker van het Centraal Justitieel Incassobureau. Klager is toen medegedeeld dat er voor hem een mogelijkheid zou zijn
om in aanmerking te komen voor elektronische detentie (e.d.). Zodra hij de oproepbrief zou ontvangen, moest hij contact opnemen. Dit heeft hij gedaan en er is hem medegedeeld dat de mogelijkheid van e.d. per 1 juli 2010 is afgeschaft. Ook werd er
aangegeven dat er bepaalde gegevens op 10 mei 2010 zijn verwerkt in het systeem en dat die mensen nog in aanmerking zouden kunnen komen voor e.d. Klagers gegevens zijn echter op 11 mei 2010 in het systeem verwerkt en daarom zou hij nu dus niet meer in
aanmerking kunnen komen voor e.d. Het is voor klager van belang dat hij zijn straf op een andere manier kan ondergaan dan in detentie te verblijven omdat hij een eigen bedrijf heeft, zijn partner geen inkomen heeft en hij zijn gezin moet onderhouden.
Klager zou daarom graag in aanmerking willen komen voor e.d. want anders komt zijn hele gezin in de problemen. Klager heeft een bewijs bijgevoegd waaruit blijkt dat hij een eigen bedrijf heeft.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is telefonisch ook medegedeeld dat e.d. niet meer bestaat. Het is dan ook niet mogelijk om zijn straf op deze wijze te ondergaan. Indien klager zijn straf wil ondergaan door middel van een taakstraf dient hij een gratieverzoek in te dienen.
Inmiddels heeft klager dat ook gedaan. Een gratieverzoek heeft echter geen schorsende werking. Dit betekent dat indien voor de melddatum nog niet op klagers gratieverzoek is beslist, hij zich dient te melden bij de penitentiaire inrichting.
4. De beoordeling
4.1. De b.b.i. van de locatie Maashegge is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau.
4.2. Bij circulaire (kenmerk 5614792/09/DJI) heeft de Minister van Justitie zijn beleid kenbaar gemaakt omtrent de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf door middel van e.d. Deze circulaire is per 1 juli 2010 ingetrokken met de volgende
toelichting
(Stcrt. 2010. nr. 10014):
“Deze intrekking heeft geen gevolgen voor de personen die vóór 1 juli 2010 een oproep van de Penitentiaire inrichting administratief (PIA) hebben ontvangen voor een intake Elektronische Detentie.”
Nu uit de stukken niet kan blijken dat klager een oproep heeft ontvangen van de PIA om zich te melden voor een intake e.d. en de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf door middel van e.d. is opgeheven per 1 juli 2010, kan de op de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden
verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 15 december 2010
secretaris voorzitter