nummer: 10/3448/GV
betreft: [klager] datum: 15 december 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 15 november 2010 genomen beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft in de inrichting gezegd dat ze niet terug zou komen van verlof omdat ze op dat moment kwaad was. Zij had niet de bedoeling om daadwerkelijk niet terug te keren. Klaagster wil
graag verlof omdat zij per 3 januari 2011 uit detentie zal worden ontslagen en (onder meer) huisvesting en een uitkering moet regelen. Zij wil dan immers niet op straat komen te staan. Klaagster moet dit, nu zij niet echt goed overweg kan met de
reclassering, zelf kunnen regelen. Klaagster is van mening dat ze door het incident van 20 juli 2010 buitenproportioneel wordt gestraft. De betreffende uitlatingen heeft ze gedaan, omdat ze boos was. Zij meende toen niet wat ze heeft gezegd. Zij heeft
al meerdere malen verlof genoten en is steeds op tijd teruggekeerd. Zij zal begin 2011 in vrijheid worden gesteld. Door deze beslissing dreigt klaagster na haar detentie op straat te komen staan. De belangenafweging en conclusie van de Minister zijn te
kort door de bocht en onvoldoende gemotiveerd.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft in het verleden aangegeven dat ze vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zal ontvluchten of na een verlof niet te zullen terugkeren. Tijdens het nemen van de onderhavige beslissing bleek niet dat ze afstand had genomen van
deze
uitspraken. De directeur heeft haar voor deze uitlatingen disciplinair gestraft met opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen en een voorstel gedaan voor overplaatsing naar een normaal beveiligde inrichting. Ook uit de
reclasseringsrapportage omtrent klaagster komt naar voren dat klaagster het niet echt nauw neemt met afspraken. Zij wordt daarin omschreven als kinderlijk verwend en puberaal. In het verleden heeft zij zich onttrokken aan het toezicht van de
reclassering. Klaagster geeft aan dat zij het verlof wil benutten om zaken te regelen. Uit de aan de Minister verstrekte rapportage komt naar voren dat de essentiële zaken als huisvesting, uitkering en het afsluiten van een zorgverzekering met haar
besproken zijn. Gelet op haar korte strafrestant zijn er geen zaken meer die thans nog relevant zouden zijn. Er is daarom geen aanleiding haar thans nog verlof te verlenen.
Op klaagsters verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de locatie Ter Peel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en aangegeven dat aan verzoekster niet het vertrouwen wordt gegeven voor een goede afloop van het verlof.
3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en acht maanden met aftrek, wegens een tweetal in Frankrijk opgelegde gevangenisstraffen wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks 3 januari 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters tweede verlofaanvraag. Zij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.
De reden voor afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is – zo begrijpt de beroepscommissie – met name gelegen in de omstandigheid dat klaagster in juli 2010 tegenover inrichtingspersoneel heeft aangegeven niet terug te zullen keren van regimair
verlof dan wel te zullen ontvluchten vanuit de b.b.i. Klaagster is daarvoor disciplinair gestraft en zij is vervolgens overgeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Dit gegeven, bezien in combinatie met het reclasseringsadvies in verband met
klaagsters deelname aan een TR-reïntegratieplan, was voor de directeur aanleiding om ten aanzien van verzoekster op te merken dat er sprake zou zijn van vluchtgevaar. De selectiefunctionaris heeft, namens de Minister, dat vluchtgevaar overgenomen en
het
verzoek om algemeen verlof afgewezen.
Nu klaagsters einddatum van detentie op korte termijn te verwachten valt en er een verdere (feitelijke) onderbouwing omtrent het vluchtgevaar ontbreekt, moet worden geoordeeld dat dit vluchtgevaar, zo dit al aannemelijk zou zijn, onvoldoende
zwaarwegend
is ten opzichte van het belang van klaagster op een voorbereiding voor de terugkeer in de maatschappij. Gelet daarop moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen om binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht, nu alsnog verlof kan worden verleend, geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op
secretaris voorzitter