Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2172/TB, 14 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2172/TB

betreft: [klager] datum: 14 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. N.P.C.C. Langenberg, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een beslissing van 19 juli 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het verzoek van klaagster tot overplaatsing naar een Forensisch Psychiatrisch centrum (FPC) in de buurt van Breda afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Zij is in mei 2009 geplaatst in het FPC De Woenselse Poort te Eindhoven.
Bij brief van 7 mei 2010 is namens klaagster verzocht om overplaatsing naar een FPC in Breda of in de buurt van Breda.
De Minister heeft dit verzoek bij brief van 19 juli 2010 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster wil graag worden overgeplaatst naar een instelling in Breda omdat zij daar haar sociale netwerk heeft. Familie, vrienden, werk e.d. bevinden zich in Breda. Klaagster heeft het idee dat zij in De Woenselse Poort niet serieus genomen wordt. Zij
wordt vaak gepest en uitgescholden. Hierdoor zit zij niet lekker in haar vel en dit heeft, volgens klaagster, consequenties voor de behandeling.
De beslissing van de Minister is niet, althans onvoldoende, gemotiveerd. Bij een eerder verzoek tot overplaatsing in begin 2010 heeft De Woenselse Poort laten weten dat overplaatsing contra-geïndiceerd is. Dit standpunt is niet nader onderbouwd. Het
feit dat klaagster zich sinds mei 2009 in De Woenselse Poort bevindt, betekent niet dat zij niet kan worden overgeplaatst.
Klaagster heeft nader gemotiveerd waarom zij wil worden overgeplaatst. De behandeling kan ook elders worden voortgezet.
Klaagster heeft een hele zware behandeling achter de rug en zij heeft heel veel geleerd. Klaagster is bezig met verlof en haar medicatie is stabiel. Klaagster heeft erg veel heimwee naar Breda waar haar vriend woont. Zij wil in een kliniek van de GGZ
in
Breda verder gaan met haar leven. Klaagster vindt dat er een keer een einde moet komen aan haar behandeling.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klaagster heeft eerder verzocht om te worden overgeplaatst naar een instelling in (de buurt van) Breda. Dit verzoek is afgewezen. Omdat het beroep tegen die beslissing niet-ontvankelijk is verklaard, heeft zij een nieuw verzoek ingediend, zonder dat er
sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
Klaagsters verzoek tot overplaatsing is voorgelegd aan De Woenselse Poort en deze inrichting heeft aangegeven geen (behandelinhoudelijke) aanleiding te zien klaagster over te plaatsen. Aan haar voorkeur voor plaatsing in een GGZ instelling in Breda kan
geen gehoor worden gegeven, nu die instelling niet geschikt is voor behandeling van klaagsters problematiek en een voor haar te laag beveiligingsniveau kent.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klaagster wil graag worden overgeplaatst naar een GGZ instelling in Breda. Deze instelling is echter blijkens mededeling van de Minister niet geschikt voor behandeling van klaagsters problematiek en kent een voor haar te laag beveiligingsniveau. De
Woenselse Poort heeft aangegeven geen (behandelinhoudelijke) aanleiding te zien klaagster over te plaatsen.

Gezien het voorgaande kan de beslissing tot afwijzing van klaagsters verzoek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 14 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven