Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2798/GM, 22 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2798/GM

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 september 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingspsycholoog verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 mei 2010, betreft het door de inrichtingspsycholoog geven van verkeerde informatie aan de selectiefunctionaris, waardoor klager is overgeplaatst naar een andere
inrichting dan die welke zijn voorkeur heeft.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager voert aan dat er door de inrichtingspsycholoog ten onrechte is aangegeven dat er haast was met een plaatsing van klager in een PPC. Klager moest en wilde in een inrichting met een kleine setting worden geplaatst. Er was echter geen sprake van
haast. Klager had willen wachten tot er plaats was in het PPC Haaglanden in Scheveningen. Doordat de psycholoog ten onrechte woorden als ‘spoed’ en ‘dringend’ heeft gebruikt in haar rapportage, is klager door de selectiefunctionaris overgeplaatst naar
de PPC in Vught. Als klager in Scheveningen had kunnen blijven, had hij zijn kinderen kunnen zien. Zijn kinderen kunnen hem in Vught niet bezoeken. Klager heeft overigens, op advies van medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding, geen
beroep ingesteld tegen die overplaatsing. Klager meldt dat hij op zich goed is opgevangen in Vught. Hij wordt daar goed behandeld. Het feit dat zijn kinderen hem niet kunnen komen bezoeken, weegt voor klager zwaar. Hij heeft verzocht om overplaatsing
naar Scheveningen maar is vervolgens overgeplaatst naar Alphen aan den Rijn.

Tegen die beslissing heeft hij een bezwaarschrift ingediend. Klager wordt graag geplaatst in een PPC waar hij in een kleine groep kan verblijven en waar zijn kinderen hem kunnen komen bezoeken.

Namens de inrichtingspsycholoog is – schriftelijk – het volgende naar voren gebracht.
De psycholoog heeft getracht te bewerkstelligen dat klager in Scheveningen zou worden geplaatst. Meer dan dat kan zij niet doen. Met betrekking tot de opmerking over spoed kan de psycholoog melden dat aan de selectiefunctionaris is gemeld dat klager
snel zou moeten worden geplaatst in een PPC zonder dat er sprake zou moeten zijn van een FOBA-plaatsing. Klager heeft in de inrichting aangegeven dat een interne overplaatsing hem geen goed zou doen. Gelet daarop is besloten een externe overplaatsing
in te zetten. Daarbij is aan de selectiefunctionaris duidelijk aangegeven dat een plaatsing in het PPC Scheveningen aan de orde zou moeten zijn. De selectiefunctionaris heeft aan die wens geen gevolg gegeven omdat hij de open plaatsen diende in te
vullen. De psycholoog heeft geprobeerd de selectiefunctionaris op andere gedachten te brengen maar dat is niet gelukt. De psycholoog heeft een en ander aangekaart in het expertteam bij DJI en daar bleek dat men
‘not-amused’ was over de beslissing van deze selectiefunctionaris. De psycholoog geeft aan te hebben gehandeld in het belang van klager en het uitoefenen van een goede individuele zorg. De context van het door haar gebruikte woord spoed is bekend bij
de
selectiefunctionaris maar deze heeft daar zelf een andere invulling aan gegeven.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de inrichtingspsycholoog met haar advies naar de selectiefunctionaris heeft beoogd het belang van klager zo veel als mogelijk te behartigen. De omstandigheid dat de selectiefunctionaris klager
vervolgens heeft overgeplaatst naar een andere inrichting dan die waarvoor klager – en de inrichtingspsycholoog – een voorkeur had, kan niet aan de inrichtingspsycholoog worden verweten. Hoewel de beroepscommissie op zichzelf gezien begrip kan
opbrengen
voor klagers standpunt ten aanzien van de overplaatsing, kan dat onderwerp in deze procedure, waarin het (medisch) handelen van de inrichtingspsycholoog aan de orde is, niet aan bod komen. Indien klager zich niet kon verenigen met een beslissing van de
selectiefunctionaris, stond daar in een afzonderlijke procedure bezwaar en beroep tegen open. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.dr. H.M.E. Laméris - Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. W.J. Schudel en
R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris,
op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven