Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2314/GA, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2314/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. J. Serrarens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het zeven dagen of meer moeten wachten alvorens hij op consult kan bij de inrichtingsarts;
b. het niet tijdig en met de juiste frequentie verstrekken van voorgeschreven medicatie.

De beklagrechter heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter heeft niet beslist op onderdeel b van het beklag

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft uitdrukkelijk aangegeven te willen worden gehoord door de beroepscommissie op zijn beroep. Klager is van mening dat er in de inrichting voor hem onvoldoende toegang was tot de inrichtingsarts. In de inrichting wordt iedere week drie keer
een spreekuur gehouden. Het spreekuur voor de maandag is gereserveerd voor nieuw binnenkomende gedetineerden. Toen klager aangaf de arts te willen bezoeken, was voor hem de enige mogelijkheid de week daarna op de donderdag. Indien er geen sprake is van
spoed, is een dergelijke wachttijd mogelijk verdedigbaar. Klager had op het verzoekbriefje evenwel aangegeven dat er bij hem sprake was van spoed. Dit heeft hij ook gemotiveerd overgebracht aan de verpleegkundige. Die wilde echter niet naar hem
luisteren. Pas na een week is hij gezien door de inrichtingsarts. Klager heeft ernstige gezondheidsklachten en dat is bij de medische dienst bekend. Hij lijdt aan COPD (fase 2) en heeft tijdens zijn detentie meerdere TIA’s gehad. Ook heeft hij een CVA
gehad, raakt hij regelmatig bewusteloos en heeft hij met regelmaat last van longontstekingen. Gelet daarop had hij sneller toegang moeten krijgen tot de inrichtingsarts. Klager is daarnaast van mening dat de hem voorgeschreven medicatie niet tijdig en
met de juiste frequentie aan hem is verstrekt. De beklagrechter heeft deze klacht niet beoordeeld. Klager wenst deze klacht te handhaven.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek van klager om te worden gehoord, zal daarom worden afgewezen.
De uitspraak van de beklagrechter kan niet in stand blijven. Uit hetgeen tegenover de beklagrechter is aangevoerd en uit het beroepschrift wordt voldoende aannemelijk dat klager toegang heeft tot de medische dienst bij de p.i. Sittard. Daarmee voldoet
de directeur aan zijn zorgplicht als omschreven in artikel 42 van de Pbw. Het beklag is enerzijds gericht tegen de wijze waarop de medische dienst omgaat met verzoekbriefjes van gedetineerden en de urgentie die daaraan door de verpleegkundige (voor de
inrichtingsarts) wordt verleend. Anderzijds is het gericht tegen de uitlevering van medicatie. Dit betreft beide medisch handelen waartegen in het kader van de onderhavige procedure geen beklag mogelijk is. Tegen (medisch) handelen van de medische
dienst en/of de inrichtingsarts staat op grond van art. 28 van de Penitentiaire maatregel beroep open bij de beroepscommissie. Vereist is dan wel dat eerst om bemiddeling wordt verzocht bij de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en
Justitie.
Klager kan daarom in deze procedure niet worden ontvangen in zijn beroep.
De beroepscommissie zal de dossierstukken in kopie doorzenden aan de medisch adviseur met het verzoek deze als bemiddelingsverzoek in behandeling te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven