Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1913/GA, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1913/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 mei 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het bij binnenkomst in de inrichting niet mogen bellen met zijn eigen huisarts of een GGD-arts;
b. het bij binnenkomst in de inrichting niet mogen bellen met zijn advocaat;
c. het lange tijd moeten wachten op een afspraak met de opticien.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a en b ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel c van het beklag niet-ontvankelijk verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft uitdrukkelijk aangegeven te willen worden gehoord door de beroepscommissie omtrent zijn beroep. Aan klager is niet toegestaan zijn eigen huisarts te consulteren. Op grond van het bepaalde in de Pbw mag een gedetineerde een arts naar eigen
keuze en op eigen kosten consulteren. Dit recht mag niet worden gesaboteerd door klager niet toe te staan te bellen met de eigen arts. Hij heeft op de dag van binnenkomst aan het personeel verzocht om met de eigen arts te mogen bellen. Daarbij heeft
hij aangegeven dat er haast bij was. Hij mocht die dag, een maandag, niet bellen. Hij mocht pas tijdens een regulier belmoment met de huisarts bellen. Volgens klager had in dit geval voor hem ruimte moeten worden gecreëerd om hem eerder te laten bellen
buiten de reguliere belmomenten. Door hem dat niet toe te staan, wordt er een drempel opgeworpen voor het consulteren van een arts van de eigen keuze. Omdat het een telefonisch consult betrof, was er geen sprake van een noodzaak tot screening van de
arts. Klager vroeg niet om een bezoek van de eigen arts maar om de mogelijkheid van een telefonisch consult.
Klager heeft direct na binnenkomst in de inrichting verzocht om te mogen bellen met zijn advocaat, teneinde deze op de hoogte te stellen van het feit dat klager in de locatie Sittard gedetineerd was. Hiervoor had klager de gelegenheid moeten worden
geboden buiten het reguliere belmoment. Uiteindelijk heeft klager pas anderhalve dag na zijn binnenkomst in de inrichting met zijn advocaat mogen bellen.
De opticien komt iedere veertien dagen in de inrichting. Klager heeft verzocht de opticien te mogen bezoeken. Dergelijke afspraken worden gemaakt door de medische dienst. De directeur heeft te zorgen voor een goede toegankelijkheid tot (onder meer) de
opticien. Daarvan was in dit geval geen sprake, waardoor de directeur in zijn zorgplicht tekort is geschoten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om thans op het beroep te beslissen. Het verzoek van klager om te worden gehoord, zal daarom worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel a:
Op grond van artikel 42, tweede lid, van de Pbw, heeft de gedetineerde recht op raadpleging voor eigen rekening, van een arts van zijn keuze. De directeur stelt in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van de raadpleging vast.
Vastgesteld kan worden dat klager bij binnenkomst in de inrichting heeft verzocht zijn eigen huisarts dan wel een GGD-arts telefonisch te mogen raadplegen. De directeur heeft tegenover de beklagcommissie aangegeven dat er zijns inziens geen recht
bestaat voor de gedetineerde voor het telefonisch raadplegen van de eigen arts, anders dan op de reguliere beltijden. Naar het oordeel van de beroepscommissie gaat de directeur hier uit van een te beperkte uitleg van artikel 42, tweede lid, van de Pbw.
Dat betekent dat een gedetineerde in beginsel het recht heeft om – indien daarvoor gelegenheid en noodzaak bestaat – telefonisch een arts naar eigen keuze te raadplegen. Daarbij dient het moment van raadpleging door de directeur in overleg met de
betreffende arts te worden vastgesteld. Door klager enkel te verwijzen naar de mogelijkheid van het tijdens het reguliere telefoonmoment telefoneren met die arts, is de directeur tekort geschoten in zijn in artikel 42 van de Pbw vastgelegde zorgplicht
jegens klager. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre niet in stand blijven en dient dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

Ten aanzien van onderdeel b:
De directeur heeft tegenover de beklagcommissie aangegeven dat niet kan worden nagegaan of klager in de gelegenheid is gesteld met zijn advocaat te bellen bij of kort na binnenkomst in de inrichting. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw,
wordt een gedetineerde in staat gesteld om met (onder meer) de rechtsbijstandverlener telefonisch contact te hebben, mits daarvoor de noodzaak en gelegenheid bestaat. Nu de directeur heeft aangegeven dat een en ander niet meer kan worden nagegaan,
dient
aan klager in dit geval het voordeel van de twijfel te worden gegeven en dient te worden geoordeeld dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om bij binnenkomst in de inrichting telefonisch contact op te nemen met zijn advocaat, terwijl hij daar wel om
heeft verzocht en niet is gebleken van een onmogelijkheid of niet-noodzakelijkheid voor dat telefoongesprek. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie ook ten aanzien van dit onderdeel niet in stand kan blijven en dat dit onderdeel van het
beklag alsnog gegrond dient te worden verklaard.

De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van dit onderdeel van het beklag kan, voor zover dat is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal
derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel c van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart die beklagen alsnog gegrond.
Zij stelt vast dat aan klager terzake van de gegrondverklaring een financiële tegemoetkoming toekomt en bepaalt de hoogte daarvan op in totaal € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven