Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2844/GM, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2844/GM

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, voor wiens vervoer naar de zitting was zorggedragen, noch de inrichtingsarts is ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 juli 2010, betreft het tijdsverloop alvorens klager is gezien door de inrichtingsarts voor zijn longklachten alsmede het voortijdig stoppen van de verstrekking van
voorgeschreven antibiotica.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt als volgt, schriftelijk, toegelicht.
Klager is door de medisch adviseur niet gehoord met betrekking tot zijn klachten. Hij is van mening dat hij door het personeel en door de medische dienst erg slecht is behandeld. Ook is hij door het personeel beledigd. Volgens klager heeft het een week
geduurd alvorens de inrichtingsarts hem heeft gezien in verband met zijn longklachten. Door de inrichtingsarts is aan klager toen een antibioticakuur voorgeschreven. Dit waren tabletten die hij driemaal daags moest innemen. De eerste twee dagen kreeg
hij slechts één tablet per dag uitgereikt. Daarna heeft hij helemaal geen antibioticatabletten verstrekt gekregen. Toen klager aan het personeel om de medicatie vroeg, werd hem te kennen gegeven dat hij daarvoor de intercom van zijn verblijfsruimte
niet
meer mocht gebruiken.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft op 30 juni 2010 melding gemaakt van respiratoire problemen. Hij had pijnklachten bij diep ademhalen. De verpleegkundige heeft daarop besloten een expectatief beleid te voeren en afhankelijk van de verergering van de klachten, klager voor
de
arts aan te melden. Daarbij werd gedacht aan spierpijn. Omdat de klachten op 2 juli 2010 verergerd waren, is hij op de wachtlijst voor de inrichtingsarts geplaatst. Klager is op 5 juli 2010 door de arts gezien en hem is toen antibiotica voorgeschreven.
Omdat er abusievelijk maar voor één dag antibiotica werd voorgeschreven, is die vergissing op 7 juli 2010 gecorrigeerd en is klager een volledige kuur verstrekt. Die kuur bestond uit het drie maal daags één tablet innemen.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier van klager komt naar voren dat aan klager op 30 juni 2010 naar aanleiding van ademhalingsklachten is gezien door de verpleegkundige. De verpleegkundige, die dacht aan een vorm van spierpijn, heeft aangegeven dat klager bij
verergering van de klachten op 2 juli 2010 in aanmerking zou komen voor een consult bij de huisarts. Op vrijdag 2 juli 2010 bleek dat de klachten verergerd waren en is besloten klager aan te melden voor het spreekuur van maandag 5 juli 2010. Op 5 juli
2010 is door de inrichtingsarts aan klager een antibioticakuur is voorgeschreven van driemaal daags één capsule Amoxcilline. Vastgesteld kan worden dat daarbij – volgens de inrichtingsarts abusievelijk – die antibiotica slechts is voorgeschreven voor
één dag. Op 7 juli 2010 is vervolgens een Amoxcillinekuur voor 14 dagen voorgeschreven. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als
in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.dr. H.M.E. Laméris - Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. W.J. Schudel en
R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris,
op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven