Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2587/GM, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2587/GM

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Noord-Holland, locatie Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 augustus 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klagers raadsman heeft op 22 november 2010 een nadere schriftelijke toelichting op het beroep gezonden aan de beroepscommissie. Die toelichting is ter kennisneming gezonden aan de inrichtingsarts.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voormelde locatie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman, mr. I. Özkara, heeft schriftelijk laten weten verhinder te zijn ter zitting te verschijnen. Bij die gelegenheid heeft hij tevens verzocht om aanhouding van de behandeling tot een zitting op een latere datum en tijdstip.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 januari 2010, 9 juli 2010, 29 juli 2010 en 7 augustus 2010, betreft het onvoldoende aandacht en zorg besteden aan klagers beenklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft desgevraagd het volgende aangevoerd.
Klager is van mening dat hij verkeerd is behandeld door de medische dienst. Hij heeft in de veertien maanden dat hij in de inrichting verblijft geen goede behandeling gekregen. Daarom wil hij graag in beroep en zijn klachten toelichten tegenover de
beroepscommissie. Schriftelijk heeft klager het beroep als volgt, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, toegelicht. Klager is tijdens zijn verblijf in Zaandam zes keer in het ziekenhuis geweest voor zijn beenklachten. De eerste keer, op 8
december 2009, was hij bij de specialist en kreeg hij te horen dat hij, als de klachten aanhielden, na twee weken een spoedafspraak zou krijgen voor zijn klachten. Bij die gelegenheid is hij overigens door de specialist niet goed behandeld.

Klagers raadsman heeft – schriftelijk – nog het volgende aangevoerd.
Klager heeft tijdig beroep ingesteld. Op 10 november 2010 heeft de raadsman kennis gekregen van het verslag van bemiddeling. Hij heeft toen direct een verzoek om aanhouding ingediend, waarbij hij de gronden heeft genoemd waarom de raadsman aanwezig zou
moeten zijn bij de behandeling. Die zijn gelegen in de voor klager schrijnende omstandigheden en die dienen te kunnen worden getoetst.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Verzoeker heeft verschillende vormen van behandeling gehad voor zijn pijnklachten in het rechterbeen. Ook de
klachten aan het linkerbeen zijn onderzocht door een neuroloog. Er is een MRI gedaan en er kwamen geen afwijkingen naar voren. De neuroloog concludeerde dat er sprake was van spierpijn. Gelet daarop concludeert de medisch adviseur dat de medische
dienst
klagers klachten serieus heeft genomen. Zenuwpijnen, waarvan sprake is bij de klachten bij klagers rechterbeen, zijn moeilijk te behandelen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen. Het verzoek om aanhouding van de behandeling wordt daarom afgewezen.

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Pm, dient het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur te worden ingediend. Het beroepschrift is naar het
oordeel van de beroepscommissie niet met redenen omkleed. Weliswaar heeft klager bij het beroepschrift, dat uit de hiervoor vermelde mededeling van de medisch adviseur bestaat en een schriftelijke toelichting van klager, opmerkingen gemaakt over de
behandeling van zijn klachten, maar die behandeling geschiedde door een niet aan de inrichting verbonden medisch specialist. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat er geen gronden zijn aangevoerd, gericht op onzorgvuldig medisch handelen en of
medische
zorg door de inrichtingsarts. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr.dr. H.M.E. Laméris - Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. W.J. Schudel en
R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris,
op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven