Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1850/GA, 14 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1850/GA

betreft: [klager] datum: 14 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2010 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting van 10 november 2010 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te verschijnen. Bij de behandeling van de zaak is gebleken dat niet voor
klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen. Gelet op de beoordeling zoals hierna overwogen, oordeelt de beroepscommissie dat klager geen belang heeft bij aanhouding van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering om mee te werken aan overplaatsing naar een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De beklagcommissie oordeelt dat de directeur niet juist heeft gehandeld door geen rapport te voegen bij de beschikking waarin klager voor de tweede keer disciplinair wordt gestraft omdat hij weigert op een meerpersoonscel te worden geplaatst. Dit is
onjuist, nu de Pbw stelt, dat indien een directeur zelf constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming,
hij
niet aan de gedetineerde hoeft mee te delen dat hij van dat feit een verslag zal opmaken. De directeur heeft het recht te sanctioneren. Het opstellen van een strafbeschikking is daarom voldoende. Inhoudelijk wordt verwezen naar artikel 50, derde lid,
van de Pbw. De directeur heeft klager zelf gevraagd of hij op een meerpersoonscel geplaatst wilde worden en klager heeft gezegd te weigeren daaraan mee te werken.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur stelt zich op het standpunt dat de beklagcommissie ten onrechte heeft overwogen dat, óók indien de directeur zelf strafwaardig gedrag heeft geconstateerd, hij een verslag dient op te maken. Hoewel de directeur terecht aanvoert dat, indien
hijzelf strafwaardig gedrag constateert, hij geen rapport behoeft op te maken en kan volstaan met – schriftelijke – strafoplegging, kan zijn beroep niet baten. Het beroep mist immers feitelijke grondslag nu de beklagcommissie niet heeft overwogen als
door de directeur gesteld. Het beroep van de directeur wordt daarom ongegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven