Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1971/GA, 14 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1971/GA

betreft: [klager] datum: 14 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Amerswiel te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klaagster, haar raadsman en de directeur van de locatie Amersiel hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat cameraobservatie is toegepast gedurende de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond verklaard en bepaald dat aan klaagster een tegemoetkoming van € 5,= toekomt op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen op basis van een onzorgvuldige belangenafweging. Klaagster heeft pas geweigerd te eten en te drinken nadat zij onder cameratoezicht werd geplaatst. Dat is bevestigd door de directeur die heeft verklaard dat de reden
voor cameratoezicht voortkwam uit de dreiging van klaagster om niet te willen eten en drinken. Niet is gebleken dat er op het moment reeds sprake is geweest van consequent weigeren te eten en te drinken. Klaagster was niet suïcidaal en heeft niet
getracht zichzelf te verwonden. Er was geen sprake van een spoedeisende situatie. Bovendien is geen rekening gehouden met het feit dat klaagster pas na anderhalf of twee dagen door een psycholoog is bezocht. Zelfs als er sprake was van het niet willen
eten of drinken, dan kan dit niet worden aangemerkt als een dusdanige spoedeisende situatie, dat het advies van een gedragsdeskundige of inrichtingsarts niet kon worden afgewacht. Verzocht wordt om een passende tegemoetkoming toe te kennen voor de
periode dat cameraobservatie is toegepast.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat aan klaagster een disciplinaire straf is opgelegd met ingang van 8 december 2009 en dat op 9 december 2009 besloten is om cameraobservatie toe te passen. Blijkens de schriftelijke mededeling van 10 december 2009 is
cameraobservatie toegepast omdat klaagster ‘dusdanig gedrag heeft vertoond dat extra toezicht gewenst wordt geacht’.
De beroepscommissie overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 51a van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in de strafcel verblijft dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van de gedetineerde noodzakelijk is. In dit geval is
onvoldoende duidelijk welk gedrag klaagster heeft getoond waaruit de noodzaak voor cameraobservatie blijkt. De bestreden beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Bovendien heeft de directeur in zijn schriftelijke mededeling vermeld dat ‘het
wenselijk wordt geacht’ dat cameraobservatie wordt toegepast, terwijl cameraobservatie slechts kan worden toegepast indien dat noodzakelijk is ter bescherming van de gedetineerde. Gezien het vooroverwogene zal de beroepscommissie het beroep gegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagrechter – voor zover hier tegen beroep is ingesteld – vernietigen, en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepcommissie
termen
aanwezig om aan klaagster een passende tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover aan haar oordeel onderworpen, en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster, naast de reeds toegekende
tegemoetkoming van € 5,=, een tegemoetkoming toekomt van € 55,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven