Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2967/GV, 14 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2967/GV

betreft: [klager] datum: 14 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 oktober 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er zijn geen objectieve criteria aangevoerd op basis waarvan zijn verzoek om verlof kon worden afgewezen. Daarbij heeft klager zich bereid verklaard mee te werken aan het programma Terugdringen Recidive.
Daarbij is hem toegezegd dat hij door zijn medewerking te verlenen in aanmerking zou komen voor verlof en detentiefasering. Tot op heden is hem nog geen verlof toegestaan. Zijn familie uit Afrika wil naar Nederland komen om zich hier te vestigen. Als
hem geen verlof wordt verleend kan hij er niet voor zorgen dat hij na zijn detentie een baan en een woning heeft.

Klagers raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns heeft in een nadere reactie aangegeven dat klager zich na zijn onttrekking vrijwillig heeft gemeld om zijn detentie te ondergaan. De inrichting adviseert positief en het verlofadres is goedgekeurd. Daarbij heeft
klager aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een extra meldingsplicht gedurende zijn verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in de periode tussen de behandeling van zijn strafzaak en de uitspraak in 2003 gevlucht naar Afrika. Hij heeft zich tot 2009 onttrokken aan de tenuitvoerlegging van zijn straf. Dit is een forse contra-indicatie voor het verlenen van verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers positieve gedrag in de inrichting.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof aangezien klager is veroordeeld voor een zedendelict en hij tussen de dag van de zitting en de uitspraak door het gerechtshof de
wijk heeft genomen naar Afrika en zich daar gedurende enkele jaren aan zijn detentie heeft onttrokken. Klager heeft een gezin in Afrika. Hij heeft een gratieverzoek ingediend omdat hij zo snel mogelijk terug wil naar zijn gezin. Als motivering geeft
hij
aan dat zijn gezin zonder inkomsten zit en in armoedige omstandigheden moet leven.

Uit de stukken komt verder het volgende naar voren. Klager heeft zich in 2003 onttrokken aan detentie. Na een ingesteld opsporingsonderzoek door het Team Executie Strafvonnissen (TES) is klager in 2006 aangetroffen in Zambia. Aldaar had hij een gezin
gesticht. Omdat de situatie in Zambia onhoudbaar werd voor klager, heeft hij zich gewend tot de ambassade en het TES. Klager is de mogelijkheid geboden terug te keren naar Nederland, wetende dat hij nog een straf moest uitzitten. Op 4 oktober 2009 is
hij naar Nederland vertrokken en aldaar op 5 oktober 2009 aangehouden. Een door hem ingediend gratieverzoek is afgewezen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens gemeenschap met een wilsonbekwame. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 januari 2011.

Gelet op het gegeven dat klager zich in 2003 heeft onttrokken aan zijn detentie en zich pas in 2009 heeft gemeld bij de ambassade in Zambia, alsmede het gegeven dat zijn gezin nog in Zambia woonachtig is, is de vrees dat klager zich tijdens een te
verlenen verlof aan zijn detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 14 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven