Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2596/GV, 1 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2596/GV

betreft: [klager] datum: 1 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 augustus 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is jarenlang informant geweest voor de politie Gelderland. Klager stelt dat hij door een lek op het politiebureau in Ede en door het personeel van het gemeentehuis in Ede, meerdere noodlottige ervaringen heeft moeten doorstaan. In april 2001 is
klagers houten chalet inclusief inboedel afgebrand. In april 2001 is ook klagers café vernield en heeft de burgemeester van Ede zijn vergunning ingetrokken. Vele politiezaken zijn door klagers bekwaamheid en inzet tot een goed en bruikbaar einde
gebracht. Klager wil zijn werk en woning behouden. Hij staat niet ingeschreven in de bevolkingsadministratie van de gemeente Ede om te voorkomen dat hij eerdere drama’s weer moet meemaken. Klager stelt een vast dienstverband te hebben bij een werkgever
in Ede en wil die baan graag behouden. Het gegeven dat hij gedetineerd is betekent dat hij wordt ontslagen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het feit dat klager werk heeft of informant is geweest ontslaat hem niet van de tenuitvoerlegging van opgelegde hechtenissen. Het feit dat hij ervoor kiest zich niet in te laten schrijven in de bevolkingsadministratie van de gemeente Ede is zijn eigen
verantwoordelijkheid en de consequenties daarvan ook. Zaken met betrekking tot wonen en werken kunnen vanuit de inrichting geregeld worden. Strafonderbreking wordt niet verleend om het werken bij de werkgever voort te zetten, ook niet wanneer door de
detentie het dienstverband onder druk komt te staan. Voor een andere detentiemodaliteit is klager al verwezen naar het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de inrichting waar hij thans verblijft.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien het verzoek om strafonderbreking omdat er onvoldoende informatie aanwezig is om het verzoek te ondersteunen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een taakstraf vervangende hechtenis van 29 dagen. Aansluitend dient hij eventueel meerdere hechtenissen te ondergaan van in totaal 16 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 15 oktober 2010.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient dan onder meer te worden aangetoond dat de persoonlijke
aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie acht die dringende omstandigheden en evenmin die noodzaak aannemelijk geworden. De beroepscommissie wijst hierbij op de omstandigheid dat klager wist, althans had moeten weten, dat hij door het niet
verrichten van de taakstraffen vervangende hechtenis diende uit te zitten. Nu ook niet is gebleken van andere bijzondere omstandigheden die zouden nopen tot strafonderbreking is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven