Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1985/GB, 3 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1985/GB

Betreft: [klager] datum: 3 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.S.K. Jap A Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de Terroristenafdeling Unit 1 van de penitentiaire inrichtingen Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 26 april 2010 gedetineerd. Hij is op 29 april 2010 als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zwaag geplaatst. Op 10 juni 2010 is hij overgeplaatst naar de Terroristenafdeling Unit 1 te Vught. Op 21 juli
2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Zwaag. Op 5 augustus 2010 is klagers voorlopige hechtenis geschorst en sindsdien verblijft hij niet meer in detentie.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 21 april 2010 aangehouden op verdenking van overtreding van de artikelen 140 en 140a van het WvSr en dan met name de verdenking van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk op het plegen van (oorlogs)misdrijven en/of
terroristische misdrijven. Hem wordt verweten dat hij direct of indirect financiële diensten heeft verleend voor of ten behoeve van de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LLTE). Aan klager zijn op 20 april 2010 door de Rechter-commissaris beperkingen
opgelegd en hij is na zijn inbewaringstelling overgebracht naar de locatie Zwaag. Tijdens klagers inverzekeringstelling verbleef hij in algehele beperkingen. Op 26 mei 2010 zijn klagers beperkingen naar aanleiding van een door hem ingesteld bezwaar
opgeheven. Desondanks mocht klager niet worden bezocht en mocht hij geen gebruik maken van de telefoon. Op 7 juni 2010 is klager overgebracht naar de Landelijke afzonderingsafdeling in Vught. Tegen de beslissing van 9 juni 2010, strekkende tot klagers
overplaatsing naar de Terroristenafdeling in Vught, heeft klager een bezwaarschrift en een schorsingsverzoek ingediend. In het kader van het schorsingsverzoek is klager niet-ontvankelijk verklaard omdat de selectiefunctionaris nog niet op het
bezwaarschrift had beslist. Gelet daarop heeft klager vervolgens de Staat in kort geding gedagvaard. Omdat de Landsadvocaat meedeelde dat de selectiefunctionaris op korte termijn op het bezwaarschrift zou beslissen, is het kort geding ingetrokken. Op 8
juli 2010 heeft de selectiefunctionaris het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Klager is van mening dat de beslissing om hem op de Terroristenafdeling in Vught te plaatsen, is genomen op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen. Bij de
beslissing
op het bezwaarschrift is in de ogen van klager geen sprake geweest van een serieuze bestuurlijke heroverweging. Op de door klager aangevoerde gronden voor het bezwaar is niet ingegaan. Klagers risicoprofiel (als bedoeld in de Circulaire gedetineerden
met een vlucht- of maatschappelijk risico (hierna de GVM-circulaire)) valt in de in die circulaire genoemde categorie “verhoogd”. Niet is inzichtelijk gemaakt waarom die status aan klager is toegekend. Voor plaatsing in de Terroristenafdeling dient
dat
risicoprofiel volgens de GVM-circulaire echter extreem te zijn. Dat maakt dat de beslissing om klager daar te plaatsen is genomen in strijd met vastgesteld beleid. Voorts moet worden opgemerkt dat het Openbaar Ministerie (OM) in dezen een dubbelrol
speelt. Enerzijds wordt klager vervolgd en anderzijds heeft het OM een bijzondere invloed op klagers plaatsing in de Terroristenafdeling. Klagers beperkingen werden opgeheven en in plaats daarvan werd hij vervolgens, met medewerking van het OM,
overgeplaatst naar de Terroristenafdeling waar feitelijk een zwaarder regime voor klager ging gelden dan hij eerder met de beperkingen ondervond. Klager is van mening dat hier sprake is geweest van détournement de pouvoir van de zijde van het OM. Dat
geldt temeer nu nergens is gebleken dat klager rekruteert dan wel radicaliserende activiteiten heeft ontplooid. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klager pas na de opheffing van de beperkingen is overgeplaatst naar de Terroristenafdeling,
omdat hij door de beperkingen wel in een regulier h.v.b. kon verblijven. Niet valt in te zien waarom klager, indien er sprake zou zijn van een indicatie voor plaatsing in de Terroristenafdeling, niet direct daar zou zijn geplaatst. Klager heeft sinds
zijn aanhouding geen contacten meer gehad met de buitenwereld, met uitzondering van contacten met zijn raadsvrouw en een tolk. In het h.v.b. kon klager, ondanks de beperkingen, zonder enige belemmering zijn verdediging met zijn advocate voorbereiden.
Dit is op de terroristenafdeling niet mogelijk. Ook kan hij niet langer met zijn raadsvrouwe meelezen in het dossier of over en weer stukken uitwisselen. Ook kan hij geen aantekeningen maken en meegeven aan zijn advocate. Klager verzoekt de
beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris te vernietigen, te bepalen dat de plaatsing op de Terroristenafdeling direct wordt beëindigd en dat hij wordt teruggeplaatst naar de locatie Zwaag. Klager verzoekt de beroepscommissie hem een
tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd die hij ten onrechte heeft doorgebracht in de Terroristenafdeling en om de selectiefunctionaris te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 29 april 2010 in de locatie Zwaag geplaatst met ‘alle beperkingen’. Na opheffing van die beperkingen is klager door de directeur voorgesteld voor overplaatsing naar de Terroristenafdeling omdat hij verdacht wordt van overtreding van het
bepaalde in artikel 140a, eerste lid, van het WvSr. Dit advies is conform artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Omdat er door het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) en door het OM geen
contra-indicaties waren gegeven voor een plaatsing in de Terroristenafdeling, heeft de selectiefunctionaris het selectieadvies overgenomen en is klager op 10 juni 2010 geplaatst in de Terroristenafdeling Unit 1 in Vught. Eind juni 2010 heeft de
selectiefunctionaris overleg gevoerd met de Officier van Justitie en is er advies gevraagd aan het OM en het Grip om de noodzaak van klagers plaatsing nader te onderzoeken.

4. De beoordeling
4.1 Vast kan worden gesteld dat klager in voorlopige hechtenis verbleef ter zake van de verdenking van (onder meer) deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 140a, eerste
lid, van het WvSr. Op grond van artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden in de Terroristenafdeling (onder meer) gedetineerden geplaatst die verdacht worden van een terroristisch misdrijf, tenzij uit
informatie van het Grip of het OM voorvloeit dat een dergelijke plaatsing niet is geïndiceerd. Noch uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht, noch uit hetgeen de selectiefunctionaris heeft aangevoerd, wordt aannemelijk dat door het Grip
of het OM hiervoor bedoelde contra-indicaties zijn aangevoerd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing om klager over te plaatsen naar de Terroristenafdeling niet is genomen in strijd met de wet. Waar namens klager is aangevoerd dat het
OM
misbruik zou hebben gemaakt van een toegekende bevoegdheid, geldt dat de wet het OM de bevoegdheid van vervolging heeft verleend en dat de wet aan datzelfde OM de taak heeft opgedragen om de selectiefunctionaris te adviseren omtrent de wijze van
tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis. Er is daarom in dit geval, nu niet aannemelijk is dat het OM de toegekende bevoegdheden heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheden zijn verleend, geen sprake van misbruik van
bevoegdheden door het OM. Dit verweer wordt daarom verworpen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4.2. Waar door en namens klager is verzocht om een veroordeling van de selectiefunctionaris in de kosten van het geding geldt dat de Pbw een dergelijke kostenveroordeling niet kent.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven