nummer: 10/1312/GA
betreft: [klager] datum: 13 oktober 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Schadd, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 maart 2010 van de beklagcommissie bij de gevangenis Dordrecht
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A. Schadd, en [...], vestigingsdirecteur bij de gevangenis Dordrecht.
Per brief van 9 september 2010 heeft directeur op verzoek van de beroepscommissie een nadere toelichting gegeven over de gang van zaken bij het uitvoeren van goederen. Deze is ter informatie aan klager en de raadsman toegezonden. Op 23 september 2010
ontving de beroepscommissie desgevraagd een nadere toelichting van klagers raadsman over de waarde van de vermiste goederen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een Playstation en 30 spellen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geweigerd de verklaring te ondertekenen, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld vooraf zijn goederen te controleren. Het
niet
ondertekenen van de verklaring kan klager niet worden tegengeworpen. Het door de inrichting hierover ingenomen standpunt is niet juist. Bij aankomst in p.i. De Karelskamp te Almelo heeft klager samen met twee personeelsleden zijn goederen
gecontroleerd.
Hierbij heeft klager geconstateerd dat onder andere zijn Playstation en de daarbij behorende 30 spellen niet bij de goederen zaten. De betreffende personeelsleden zijn niet door de beklagcommissie gehoord. Tevens heeft klager geconstateerd dat met de
nummering van de lijsten met goederen is geknoeid. De Playstation van klager bevond zich in de fouillering.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitvoerprocedure is niet in een instructie beschreven. Dit zal alsnog gebeuren. De praktijk is dat van alle gedetineerden bij binnenkomst hun
persoonlijke spullen op een lijst worden genoteerd. Waar nodig wordt een scheiding gemaakt tussen spullen die mee naar cel mogen en spullen die opgeslagen worden in de fouillering. Bij vertrek verzamelt de gedetineerde zijn persoonlijke spullen op cel
en neemt deze mee naar de visitatieafdeling. Op de visitatieafdeling worden deze spullen aan de hand van de inventarisatielijst gecontroleerd op de rechtmatigheid van het bezit. Wat van de inrichting is of wat niet op de lijst staat genoteerd, wordt
achtergehouden. In directe aanwezigheid en toezicht van de gedetineerden en aan de hand van de inventarislijst worden alle spullen gecontroleerd en overgepakt in een tas of zak van de gedetineerde. De gedetineerde wordt vervolgens gevraagd voor akkoord
te tekenen. In een enkel geval – eens per drie jaar – gaat een gedetineerde niet akkoord. De visitatiemeester maakt daarvan een aantekening op het formulier, dat met de spullen wordt ingepakt.
De directeur weet niet waarom klager de goederen in de p.i. Karelskamp niet heeft ontvangen. De directeur meent dat een getuigenverklaring van de medewerkers van de p.i. Karelskamp er niet veel toe zal doen. Alle goederen van klager zijn immers
opgestuurd.
3. De beoordeling
In beginsel berust de verantwoordelijkheid voor vermissing van goederen in de inrichting bij de gedetineerde, tenzij sprake is van omstandigheden waardoor deze overgaat op de directeur.
Op grond van de inventarisatielijst is komen vast te staan dat klager in de gevangenis Dordrecht in het bezit was van een Playstation met 30 spellen. Deze voorwerpen bevonden zich in de fouillering van klager. Door de directeur is per brief van 9
september 2010 de procedure toegelicht rond het uitvoeren van de spullen van een gedetineerde bij vertrek uit de inrichting. Voor de beoordeling van onderhavig beroep is van belang dat in directe aanwezigheid en toezicht van de gedetineerde en aan de
hand van de inventarisatielijst alle spullen (op cel, fouillering en preciosa) worden gecontroleerd en overgepakt in een tas of zak van de gedetineerde. De gedetineerde wordt – de beroepscommissie neemt aan daarna – gevraagd voor akkoord te tekenen.
Klager heeft bovenbedoelde verklaring geweigerd te ondertekenen, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld de goederen vooraf te controleren, zoals is voorgeschreven volgens de hiervoor toegelichte procedure. Tegen deze achtergrond is de
beroepscommissie van oordeel dat de directeur verantwoordelijk moet worden gehouden voor de vermissing van de Playstation en de 30 spellen. Niet is gebleken dat klager afstand heeft gedaan van de mogelijkheid de inrichting aansprakelijk te stellen voor
de vermissing van de goederen. Hiervoor is een expliciete verklaring nodig en deze ontbreekt. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal het beklag na vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie alsnog
gegrond verklaren.
Namens klager is aangevoerd dat de waarde van de Playstation en de daarbij behorende 30 spellen ongeveer € 1.000,= is. De hoogte van dit bedrag wordt door klager echter niet verder gespecificeerd. De beroepscommissie volgt klager dan ook niet in het
door hem gestelde schadebedrag. Zij acht een tegemoetkoming van € 250,=, gelet op de economische waarde van de vermiste goederen, redelijk en billijk. Voor het overige verwijst zij klager naar de procedure voor de civiele rechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 250,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 oktober 2010
secretaris voorzitter