nummer: 10/2094/TA
betreft: [klager] datum: 1 december 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.
Klagers raadsman mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft het beroep schriftelijk toegelicht.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de interne overplaatsing van klager van de locatie in Venray naar de locatie in Maastricht op 14 december 2009.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij door de interne overplaatsing in strijd met artikel 2 Bvt ernstig is beperkt in zijn recht op behandeling. Zijn klacht dient ook gegrond te worden verklaard. De verklaring van de inrichting dat de
locatie
in Maastricht een volwaardige tbs-kliniek is met een volledige tbs-behandeling zoals in Venray, is niet onderbouwd en feitelijk onjuist. Zijn behandeling in Maastricht is qua niveau en frequentie beduidend minder dan in Venray. Zo is voor klager
groepstherapie pmt (agressietherapie in groepsverband) geïndiceerd, maar wordt dit niet in Maastricht gegeven. In maart 2010 is hij op de wachtlijst voor individuele pmt gezet. In Venray had hij binnen twee weken ‘delictanalyse c’. In Maastricht heeft
hij twee maanden moeten wachten voordat dit werd voortgezet. Bovendien zijn meer dan twee maanden aan therapieblokken uitgevallen. Inmiddels heeft hij de delictanalyse wel afgerond. Het gebouw in Maastricht wordt tot op heden nog steeds verbouwd. Er is
geen logeerunit, geen sportzaal, geen houtbewerking, geen metaalbewerking en geen keuken. Het lijkt meer op een gevangenis. Hij moest na overplaatsing zeven weken lang door de inrichting begeleid worden en heeft lang op een fatsoenlijk programma moeten
wachten. Er is geen sprake van patiëntengelijkheid. Tot op heden is er in Maastricht niets van wat klager in Venray had. Op papier zijn er faciliteiten, maar in werkelijkheid zijn die er niet. Klager kan in Maastricht alleen maar visvoer inpakken.
Verder hebben klager en zijn zoontje door de overplaatsing minder contact met elkaar vanwege de reisafstand. Klager heeft geen begeleid verlof. Door het ontbreken van een logeerunit kan zijn zoon niet bij hem komen logeren. Dit komt klagers
behandeling,
maar ook de ontwikkeling van klagers zoontje niet ten goede. Verwezen wordt naar de overgelegde brief van Bureau Jeugdzorg Overijssel van 24 september 2009. Het netwerk is een buitengewoon belangrijke voorwaarde voor een succesvolle behandeling en
resocialisatie. Klager toont de wettelijke aantekeningen, waarin staat vermeld dat zijn afdeling in Venray het niet eens zijn met klagers overplaatsing. Klagers netwerk uit Enschede kan bezoek aan klager in Maastricht niet bekostigen en moet negen uur
reizen voor anderhalf uur bezoek. De inrichting heeft gezegd naar het contact met zijn zoon te kijken, maar wil geen reiskosten vergoeden. Klager moet die reiskosten zelf betalen. De inrichting heeft hem eenmaal toestemming gegeven om € 200,= van zijn
resocialisatiegelden voor dat doel op te nemen. Een tweede verzoek is echter afgewezen.
Klager heeft het ministerie om herselectie gevraagd. Het lukt hem niet om in Maastricht te aarden. Hij kan er niet meer tegen. In Venray werd hij als een patiënt behandeld, in Maastricht als een product. Hij zal beroep indienen als zijn verzoek wordt
afgewezen.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bejegening en gegeven informatie over de locatie in Maastricht betreffen geen beklagwaardige beslissingen. Klagers interne overplaatsing is evenmin beklagwaardig, omdat er geen sprake is van een beperking in klagers behandeling.
Volgens navraag bij klagers hoofd behandeling krijgt klager een volwaardig programma. Klager had in Venray agressietherapie in groepsverband. In Maastricht is dat niet voortgezet, omdat het hoofd behandeling klager voor individuele therapie heeft
geïndiceerd. Groepstherapie is daar ook mogelijk geworden. Klager heeft moeten wachten op voortzetting van de delictanalyse, maar dat is opgepakt en afgerond. Patiënten konden zich in Maastricht vanwege de aanwezigheid van steigers langere tijd niet
onbegeleid door de inrichting bewegen. Dit is hen ook meegedeeld.
In Venray kreeg klager zes keer per jaar bezoek van zijn familie, vooral van zijn zoontje. De inrichting wil actief meedenken dit in Maastricht te waarborgen, maar heeft nooit gezegd voor de reiskosten te zullen zorgen. Dat doet de inrichting namelijk
nooit. Klager is niet de enige die met dit probleem zit. In het kader van zijn behandeling is het hem toegestaan om een bedrag van zijn resocialisatiegelden op te nemen voor de reiskosten van zijn familie. De inrichting is daartoe niet verplicht, maar
heeft dit bij hoge uitzondering een keer toegestaan bij wijze van goed hulpverlenerschap.
In Venray mag gebruik worden gemaakt van de logeerunit als een patiënt begeleid verlof heeft en dit in het behandelplan is afgesproken. Klager heeft echter geen begeleid verlofkader en in het behandelplan is daar ook niets over opgenomen.
In Maastricht zijn er opstartproblemen geweest, waar de commissie van toezicht strak de hand op gehouden heeft. Verwacht mag worden dat de commissie van toezicht zou hebben ingegrepen als daartoe aanleiding had bestaan. De commissie van toezicht heeft
niet ingegrepen.
3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een klacht over een vermeende schending van een wettelijk recht door een interne overplaatsing, niet zijnde een overplaatsing naar een afdeling voor intensieve zorg, beklagwaardig.
Aan artikel 37 c Wetboek van Strafrecht en artikel 17 Bvt kunnen verpleegden het recht op behandeling ontlenen.
Klager klaagt over de verschillen in de locatie in Venray en de locatie in Maastricht en meent dat hij door zijn overplaatsing naar Maastricht ernstig in zijn behandeling wordt beperkt, daar de overplaatsing in strijd is met artikel 2 Bvt, voor zover
daarin is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in een tbs-inrichting met inachtneming van het karakter van de tbs-maatregel zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de behandeling van de betrokkene en de voorbereiding op diens
terugkeer in de maatschappij.
In het licht van bovenstaande artikelen en artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt kan klager in zijn beklag worden ontvangen, voor zover dat ziet op de gestelde beperking in zijn behandeling. De beslissing van de beklagrechter kan daarom niet in
stand blijven.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager in Maastricht wel een behandelingsmogelijkheid en behandeling wordt aangeboden, zij het met wachttijd en een indicatie voor individuele
agressietherapie,
waar hij in Venray een indicatie voor groepstherapie had. Het bestaan van wachttijd voor bepaalde therapieën is weliswaar zeer vervelend voor een patiënt als klager die verder met zijn behandeling wil gaan, maar is in dit geval helaas inherent aan de
overplaatsing naar een net opgestarte afdeling met aanloopproblemen. De beroepscommissie is niet bevoegd te treden in het oordeel van de inrichting op welke afdeling een patiënt kan of moet worden behandeld en welke behandeling geïndiceerd is. Wel is
de
beroepscommissie bevoegd te oordelen of sprake is van een behandelaanbod. Gesteld is, maar niet aannemelijk is geworden, dat klager in Maastricht geen therapieën aangeboden heeft gekregen die hem in Venray wel zijn aangeboden.
Verder is het aan de inrichting om te bepalen in hoeverre bezoek aan klager door zijn netwerk en zoontje in het kader van klagers behandeling geïndiceerd is en of dat bezoek gefaciliteerd kan worden dan wel een overplaatsing naar een andere inrichting
is aangewezen. In de onderhavige procedure kan de beroepscommissie daarin niet treden. Een en ander kan wel aan de orde komen in een beroep van klager tegen een afwijzende beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie op klagers ingediende
verzoek om overplaatsing naar een andere inrichting. In die procedure is de beroepscommissie bevoegd te beoordelen of is gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in
een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden van zijn netwerk, dat overplaatsing naar een andere inrichting aangewezen is.
In het licht van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat klagers recht op behandeling door de interne overplaatsing is geschonden.
Klagers klacht zal daarom in beroep ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 december 2010
secretaris voorzitter