Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3061/GV, 22 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3061/GV

betreft: [klager] datum: 22 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 13 oktober 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman mr. M.A.W. Nillesen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Haar partner heeft een herseninfarct opgelopen, waardoor hij aan één kant verlamd is geraakt. Als gevolg daarvan is hij hulpbehoevend geworden. Het verzoek om klaagster strafonderbreking te verlenen,
is afgewezen, omdat er geen sprake meer zou zijn van een duurzame relatie tussen klaagster en haar partner. Dit is niet juist. Klaagster en haar partner woonden wel degelijk vóór haar detentie samen. Dit blijkt uit bijgevoegde documenten en
correspondentie. De huisarts heeft telefonisch kenbaar gemaakt dat hij klaagster en haar partner enkel als partners kent. Er is nog steeds sprake van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke levenssfeer en er zijn gerede gronden van humanitaire
aard aanwezig die een strafonderbreking rechtvaardigen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft onderzoek gedaan naar de beweerde relatie en concludeerde dat daarvan geen sprake is. Vóór detentie verbleef klaagster in een opvang en was zij aangemerkt als dak- en thuisloos. Op grond van het niet aantoonbaar maken van een
duurzame relatie is het verzoek afgewezen.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Amerswiel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de relatie niet is aangetoond.
De medisch adviseur van het Ministerie van justitie heeft aangegeven dat de zorg rond de partner goed geregeld moet worden en geadviseerd om aan klaagster vóór het weekend een kortdurende strafonderbreking van maximaal een week te verlenen.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 111 dagen, wegens oplichting. De datum van in vrijheidstelling valt op of omstreeks 14 januari 2011.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dan niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Artikel 36 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking onder meer kan worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner.

Artikel 1 onder i. van de Regeling bepaalt dat onder levenspartner dient te worden verstaan de echtgenoot van de gedetineerde, alsmede de persoon met wie een aantoonbaar duurzaam samenlevingsverband wordt onderhouden daterend van vóór de aanvang van de
detentie. Door de selectiefunctionaris is aangevoerd dat klaagsters vriend niet als levenspartner in de zin van de Regeling kan worden aangeduid nu klaagster vóór aanvang van de detentie in een opvang verbleef en als dak- en thuisloos werd aangemerkt.
Door klaagster zijn documenten overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat wel sprake was/is van een samenlevingsverband c.q. levenspartners. Uit deze documenten, waaronder e-mails, een rekening, en medische informatie - officiële gegevens zoals
GBA-gegevens zijn niet overgelegd - is naar het oordeel van de beroepscommissie niet vast komen staan dat sprake is van een levenspartner als vermeld in artikel 1 onder i van de Regeling. Derhalve wordt niet voldaan aan het bepaalde in artikel 36 van
de Regeling en zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven