nummer: 10/1311/GA
betreft: [klager] datum: 25 oktober 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 april 2010 van de beklagcommissie bij de gevangenis Dordrecht, voor zover daarbij klagers beklag ongegrond is verklaard en voor zover daarbij ten aanzien van de gegrondverklaring geen beslissing inzake een
tegemoetkoming is gegeven,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel;
2. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en
3. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, telkens wegens werkweigering.
De beklagcommissie heeft het beklag onder 1 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen inzake een tegemoetkoming ten aanzien van de gegrondverklaring van klagers beklagen onder 2 en 3.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in totaal 15 dagen straf opgelegd gekregen, dit ondanks zijn verzoek door een arts te worden gezien. Aan het einde van de straf is hij door een arts gezien die hem in het gelijk heeft gesteld.
De beklagcommissie heeft klager in het gelijk gesteld met betrekking tot die 5 dagen en 7 dagen, maar de directeur wil hem deze dagen niet betalen. Klager verzoekt dan ook om € 15,= per dag waaronder de 3 dagen van de eerste klacht.
De directeur heeft zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt voor wat betreft het beklag onder 1 tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het feit dat de beklagcommissie geen beslissing heeft genomen inzake een tegemoetkoming. De beroepscommissie is van oordeel dat een tegemoetkoming op zijn plaats is. Het beroep zal dan ook gegrond worden
verklaard en de beroepscommissie zal zelf in eerste en enige aanleg een tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 7,50 per dag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het beklag onder 1 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het niet nemen van een beslissing inzake een tegemoetkoming gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 90,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 25 oktober 2010
secretaris voorzitter