Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1351/JA, 25 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1351/JA

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.P. Friperson namens

[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2010 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2010, gehouden in de locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsvrouw, mr. G.A.J. Purperhart, en [...], directeur behandeling van de j.j.i.
Teylingereind.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van twee dagen vanwege het agressief worden en gooien met spullen naar de groepsleiding.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zat onder zijn niveau op een LVG-groep en voelde zich daar niet op zijn gemak. Er was sprake van opgekropte woede. Hij heeft niet met het eten naar het personeelslid gegooid, maar het personeelslid is gaan staan in de richting waarin klager het
gooide. Klager is boos geworden, maar heeft later wel zijn excuses aan iedereen aangeboden. Het personeel had begrip moeten tonen voor de reden waarom klager heeft gegooid.
Niet duidelijk is of de teamleider voor of na het incident is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur en/of de beslissing bevoegd is genomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is een ordemaatregel opgelegd en geen disciplinaire straf zoals abusievelijk in de schriftelijke mededeling is vermeld.
De ordemaatregel is opgelegd in verband met een ernstig incident. Hij is twee dagen afgezonderd in de eigen verblijfsruimte om te zien welke stappen ondernomen dienden te worden. Dit is een gepaste reactie. De beslissing is genomen door de teamleider
[...]. De betreffende teamleider neemt de beslissingen tot oplegging van ordemaatregelen en disciplinaire straffen. Alle teamleiders zijn een paar jaar geleden formeel aangewezen tot plaatsvervangers van de directeur. Als er een nieuwe teamleider komt,
volgt er automatisch een benoeming tot vervanger van de directeur.

Op 1 oktober 2010 is door een medewerker van het directiesecretariaat van Teylingereind telefonisch meegedeeld dat een teamleider binnen Teylingereind de leidinggevende is van de groepsleiders en in feite afdelingshoofd is. De teamleiders maken geen
deel uit van het managementteam en worden aangestuurd door de sectormanager, die wel deel uitmaakt van het managementteam.

3. De beoordeling
Ter zitting is de beroepscommissie door de directeur meegedeeld dat aan klager geen disciplinaire straf is opgelegd zoals is vermeld op de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing, maar een ordemaatregel als bedoeld in artikel 25, eerste
lid, Bjj en dat de beslissing is genomen door een teamleider die als plaatsvervanger van de directeur is aangewezen. Uit de telefonische toelichting is gebleken dat de teamleiders als afdelingshoofden kunnen worden aangemerkt, maar dat zij geen deel
uitmaken van het managementteam.

Uit artikel 4, vierde lid aanhef en onder d, Bjj volgt dat aan de directeur is voorbehouden de beslissing te nemen omtrent onder meer de plaatsing in afzondering op grond van artikel 25, eerste lid, Bjj.
Uit artikel 3b, derde lid, Bjj volgt dat de directeur van een particuliere inrichting met machtiging van het bestuur een of meer personen als zijn vervanger aanwijst.

De directeur heeft ter zitting verklaard dat alle teamleiders formeel zijn aangewezen als plaatsvervangers van de directeur en dat in het geval er een nieuwe teamleider wordt benoemd er automatisch een benoeming tot plaatsvervanger volgt.

In de Memorie van toelichting op de Bjj onderdeel 7 Beheer (Kamerstukken II 1997/98, 26016 nr. 3) staat hierover het volgende: ’De directeur kan personeelsleden en medewerkers machtigen tot uitoefening van zijn aan deze wet ontleende bevoegdheden en de
naleving van bij of krachtens deze wet gestelde (zorg)plichten, met uitzondering van de bevoegdheden, genoemd in artikel 4, eerste en vierde lid. De machtiging betreft zowel materiële als formele bevoegdheden. Ook de zorgplichten zijn overdraagbaar.
Niet overdraagbaar zijn de regelgevende bevoegdheid en beslissingen die zó ingrijpend of verstrekkend zijn, dat deze uitsluitend door de directeur of diens vervanger mogen worden uitgeoefend. (-) Het voorgestelde artikel 4 maakt aldus een onderscheid
tussen overdraagbare en niet overdraagbare bevoegdheden en plichten.’

Uit het voorgaande volgt dat het de onmiskenbare bedoeling van de wetgever is geweest om een aantal ingrijpende bevoegdheden, waaronder die tot oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering, voor te behouden aan de directeur of zijn
plaatsvervanger. Kenmerkend voor hun functie is dat zij belast zijn met een algemene beheersbevoegdheid en op de voor een onbevooroordeelde en evenwichtige oplegging van een ordemaatregel noodzakelijke afstand staan ten opzichte van de gebeurtenissen.
Niet gebleken is van gewijzigde inzichten van de wetgever op dit punt. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat een beperkte aanwijzing van de teamleiders, die volgens de telefonische toelichting van de inrichting geen deel uitmaken van het
managementteam, als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van sancties, waaronder ook het opleggen van ordemaatregelen is begrepen, mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de
vigerende artikelen 3b en 4 van de Bjj en de Memorie van toelichting op de Bjj. De beroepscommissie zal derhalve het beroep formeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag formeel gegrond verklaren.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat in de stukken van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31915, nr. 3 onder 3.2.1 en 3.2.2 het voorstel wordt gedaan om bij wijziging van de Bjj de afdelingshoofden beslissingsbevoegd te maken voor wat
betreft de plaatsing in afzondering van jeugdigen; dit maakt het oordeel van de beroepscommissie echter niet anders, omdat dit niet strookt met het in dat zelfde wetsvoorstel onder 3.1 gesignaleerde knelpunt dat inhoudt dat de feitelijke ontstane
situatie, waarin personeelsleden die geen deel uitmaken van het managementteam worden aangesteld als plaatsvervangend directielid met het enkele doel bepaalde bevoegdheden uit te oefenen, een ongewenste ontwikkeling wordt geacht.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en de behandeling ter zitting aannemelijk is geworden dat klager een saladebak, plantenpotten, metalen kommen en een steelpan in de richting van een groepsleider heeft gegooid. Gelet hierop
is
de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager in verband met de orde en de veiligheid in de inrichting een ordemaatregel van twee dagen op te leggen in afwachting van (tijdelijke) overplaatsing niet als onredelijk of onbillijk of
disproportioneel kan worden aangemerkt.
Zij zal derhalve het beroep materieel ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

Voor wat betreft de formele gegrondverklaring van het beklag zal de beroepscommissie, gelet op het door klager gebruikte geweld, geen tegemoetkoming aan klager toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag formeel gegrond. Zij kent klager ter zake geen tegemoetkoming toe.
Zij verklaart het beroep materieel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en dr. R.A.R. Bullens, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven