Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2320/GM, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2320/GM

betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 juli 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 7 oktober 2010 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 mei 2010, betreft het feit dat klager geen rectale pijnmedicatie wil gebruiken en voorts een gesprek met de arts wil.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft schriftelijk -voor zover in onderhavige zaak van belang en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij verzoekt om aanhouding van de behandeling van de zaak omdat hij meent dat zijn medisch dossier niet klopt en hij er een advocaat, die hij
momenteel niet heeft, naar wil laten kijken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft aangegeven geen toestemming te verlenen om het medisch dossier te sturen naar de RSJ. Klager vindt het dossier niet compleet en wil eerst de reactie van zijn advocaat op het
medische dossier afwachten.

3. De beoordeling
De medische dienst heeft aangegeven geen medisch dossier toe te kunnen sturen omdat klager hiertoe geen toestemming heeft verleend. Omdat de medisch adviseur naar aanleiding van klagers verzoek om bemiddeling wel kennis heeft genomen van het dossier,
maakt het medisch dossier deel uit van het dossier. De beroepcommissie heeft van de onderliggende stukken, waaronder ook het medisch dossier, kennisgenomen.
De beroepscommissie acht zich op basis van deze stukken voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek van klager om aanhouding derhalve af.

De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat klager het niet eens is met de medicatieverstrekking. Niet is gebleken dat de medicatieverstrekking onjuist of onvoldoende zou zijn. Uit het verslag van bemiddeling blijkt dat klager inmiddels andere
pijnmedicatie krijgt die oraal kan worden gebruikt. Verder heeft de medische dienst op 26 mei 2010 telefonisch overleg gehad met de huisarts en is klager op 28 mei 2010 en op 5 juli 2010 door een collega van de huisarts gezien
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven