Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2027/GM, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2027/GM

betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 juni 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 7 oktober 2010 in de p.i. Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alpen aan den Rijn heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 maart 2010, betreft het niet langer arbeidsongeschikt verklaren van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft schriftelijk het volgende aangevoerd.
Klager is van mening dat hij onheus behandeld is door de medische dienst. Door toedoen van de vrouwelijke arts heeft klager stoffig werk moeten doen. Dit gedurende meerdere weken, terwijl klager al jaren arbeidsongeschikt verklaard was binnen de
inrichting, waardoor hij weer ernstig ziek werd. Daarop is hij door de mannelijke arts wederom arbeidsongeschikt verklaard. Klager wil een tegemoetkoming.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is weer naar het werk gestuurd met de gedachte dat een allergie kan veranderen. Het kan wel eens voorkomen dat een allergie vermindert of zelfs verdwijnt. Klager kan bijna dagelijks gezien worden bij de medische dienst. Bij komende allergische
klachten kon hij dat melden. Dat klagers allergie terugkwam is spijtig. Bloedtesten geven niet altijd voldoende resultaat.

3. De beoordeling
Uit de stukken komt naar voren dat klager, vanwege zijn allergie, een periode arbeidsongeschikt is verklaard. Op 29 maart 2010 is klager arbeidsgeschikt verklaard. Omdat hij, vanwege het werk in stoffige ruimtes, veel last kreeg van zijn allergie, is
hem ander werk aangeboden. Toen ook dat niet bleek te gaan is klager wederom arbeidsongeschikt verklaard.
De beroepscommissie overweegt dat het bij onder meer allergieën niet uitgesloten is dat de situatie van een patiënt, en dan met name de mate van allergische reacties, in de loop van de tijd verandert. Daarnaast zijn er, ook op het gebied van
allergieën,
medische ontwikkelingen. Het is dan ook niet ongebruikelijk dat een medicus een patiënt met een allergie met enige regelmaat herbeoordeelt. Daarbij is het goed mogelijk dat een patiënt met een bepaalde allergie, indien zijn medicatie goed is ingesteld,
bepaalde activiteiten kan verrichten zonder van zijn allergie last te hebben. Dat een herbeoordeling van de klachten in dit geval gerechtvaardigd was, blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie tevens uit het feit dat in april 2010 nog een
allergietest is afgenomen die aangaf dat van een specifieke stofallergie geen sprake was.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven