Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3129/GV, 16 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3129/GV

betreft: [klager] datum: 16 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers gedrag is al tijden positief. Er wordt gesteld dat verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is. Het is een feit dat klager over twee maanden vrij komt en hij dan ook al in de maatschappij terechtkomt. Klagers belang is groter dan het
maatschappelijke belang. De belangen gaan zelfs hand in hand, want de praktijk heeft uitgewezen dat klager tot zijn delict is gekomen door dakloosheid na detentie. Dat is precies de situatie waarin klager terechtkomt als hij niet de kans krijgt om
voorbereidingen te treffen voor zijn invrijheidsstelling. Klager heeft tijdens zijn penitentiair programma (p.p.) bij de Stichting Exodus wel bewezen dat hij niet vluchtgevaarlijk is want daar heeft hij dag en nacht de kans voor gehad. Klager heeft
zich
gemeld toen dat van hem gevraagd werd. Hij heeft weinig hulpbronnen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In augustus 2009 onttrok klager zich aan zijn huidige detentie waarna hij ruim een maand later weer werd ingesloten. Ondanks deze onttrekking is hem een herkansing aangeboden en is hij in april 2010, via een verruimd p.p. bij de Stichting Exodus
geplaatst. Hier hield hij zich niet aan de afspraken. Hij gebruikte softdrugs en zijn gedrag liet te wensen over. Gelet op het (vlucht)gedrag van klager gedurende zijn huidige detentie is zijn verzoek tot algemeen verlof afgewezen omdat er een ernstig
vermoeden is dat klager zich zal proberen aan detentie te onttrekken en onbetrouwbaar is gebleken met betrekking tot het nakomen van afspraken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en vindt dat klager een kans moet krijgen te laten zien dat hij wel met vrijheden om kan gaan en hem de gelegenheid moet worden gegeven
zich voor te bereiden op zijn invrijheidsstelling.
Het Openbaar Ministerie heeft twijfel ten aanzien van verlofverlening gezien het mislukken van een eerder verlof en het niet nakomen van afspraken. Klager is eerder niet teruggekeerd van regimair verlof en is teruggeplaatst uit het p.p. bij de
Stichting
Exodus omdat hij zich niet aan de afspraken wilde houden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens het plegen van diefstal. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen te ondergaan en eventueel twee subsidiaire
hechtenissen van in totaal 4 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Klagers einddatum valt op of omstreeks 27 december 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht komt naar voren dat klager zich tijdens zijn huidige detentie heeft onttrokken aan detentie en zich tijdens zijn p.p. in april 2010 niet aan de afspraken heeft gehouden. Dit kan gezien worden als een
voldoende contra-indicatie voor verlofverlening. De naderende einddatum van de detentie maakt dit niet anders. Gelet daarop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging in alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 16 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven