Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2184/GB, 15 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2184/GB

Betreft: [klager] datum: 15 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. Wijnands, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 januari 2010 gedetineerd. Hij verbeef in de gevangenis van de locatie Sittard. Bij beslissing van 18 mei 2010 is klager geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Roermond. Bij beslissing van 30 juli 2010 is klager in verband met
de opleiding Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent (AKA) geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Sittard. Hij is daar op 13 augustus 2010 geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Zowel de bestreden beslissing als ook de beslissing op bezwaar zijn onvoldoende gemotiveerd. Klager doet hierbij een beroep op het ‘beginsel van perspectief, resocialisatie en nazorg’. De selectiefunctionaris heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie
negatief heeft geadviseerd over het door klager opgegeven verlofadres. De gronden voor dit negatieve advies en het advies zelf ontbreken echter. De politie zou eveneens negatief hebben geadviseerd. Indien er onduidelijkheid bestaat over het verlofadres
is dit simpel weg te nemen door het opgegeven adres te verifiëren of navraag te doen bij klager.
Bij gebreke van iedere onderbouwing is het voor klager niet mogelijk om enige toets te verrichten naar de juistheid van de inhoud van de bestreden beslissing en de totstandkoming. Klager doet hierbij een beroep op artikel 6 van het EVRM, dat in het
leven is geroepen om ervoor te zorgen dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces. Dit artikel ziet niet slechts op de fase tot het moment waarop betrokkene is afgestraft. Klager wil graag een financiële tegemoetkoming nu hij thans in een andere
detentiefasering verblijft dan die waarbinnen hij daadwerkelijk aan zijn toekomst kan werken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De plaatsing in een b.b.i. is afgewezen, omdat klager niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres en het Openbaar Ministerie, de politie en de inrichting negatief hebben geadviseerd. Het verlofadres is afgekeurd, omdat niet duidelijk was wat de
relatie is met de bewoonster van dat adres. Wanneer klager een aanvaarbaar verlofadres opgeeft kan hij een nieuw verzoek doen, waarna opnieuw advies zal worden gevraagd.

4. De beoordeling
Het Openbaar Ministerie heeft op 1 juli 2010 negatief geadviseerd omtrent plaatsing naar een stapeltraject ZBBI-PP gezien de ernst van het feit en de recente bestraffing. Uit het dossier blijkt dat het Openbaar Ministerie eerder een gelijkluidend
advies
heeft gegeven.
In het selectieadvies van de locatie Sittard van 11 mei 2010 wordt aangegeven dat de politie op basis van de bij hen bekende gegevens over het opgegeven verlofadres, de bewoners ervan en de jeugdige leeftijd van klager negatief heeft geadviseerd.
Klager heeft aangegeven dat zijn stiefmoeder op het opgegeven verlofadres woont. De bewoners van dit adres hebben de relatie omschreven als ‘vertrouwenspersonen’. Naar aanleiding van de onduidelijkheid over de relatie van klager met de bewoners van het
opgegeven verlofadres en genoemde negatieve adviezen heeft de inrichting eveneens negatief geadviseerd.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven