Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2274/GB, 12 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2274/GB

Betreft: [klager] datum: 12 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) voorafgegaan door een plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 14 september 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire
inrichting (p.i.) Lelystad. De einddatum van zijn detentie is op of omstreeks 27 februari 2015.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 maanden. Aansluitend dient hij in het kader van de WOTS een gevangenisstraf van 42 maanden te ondergaan. Klager is thans 71 jaar oud en zou
volgens de berekening van de inrichting pas op 31 augustus 2013 in aanmerking kunnen komen voor deelname aan een p.p. Op 5 september 2013 zou klager in aanmerking kunnen komen voor overplaatsing naar een b.b.i. en op 14 oktober 2014 voor overplaatsing
naar een z.b.b.i. en/of elektronisch toezicht (e.t.).
Vanwege de slechte gezondheid van klager en zijn vrouw, heeft klager verzocht zijn strafrestant door middel van e.t. te mogen uitzitten. Klagers vrouw is sterk verzorgingsbehoeftig en is sterk aangewezen op de inzet van klager. Zij heeft de ziekte van
Kahler. Zij is bedlegerig en afhankelijk van een rolstoel en scootmobiel vanwege een ernstige vorm van reumatoïde artritis. Zij krijgt slechts drie uren per week hulp van thuiszorg. Klager heeft sinds het begin van haar ziekte altijd voor haar gezorgd.
Volgens de huisarts geniet zij door de detentie van klager niet de verzorging die voor haar zo nodig is.
Klagers gezondheid gaat achteruit. Hij loopt met een rollator en heeft daardoor minder bewegingsvrijheid dan andere gedetineerden. Klager komt regelmatig bij de medische dienst en wordt bijna wekelijks doorverwezen naar de specialist (cardioloog en
internist). Een gratieverzoek, dat werd ondersteund door klagers huisarts is afgewezen.
De inrichtingsarts ondersteunt het verzoek om e.t. Klager heeft geen inzage gekregen in de rapportage waarin staat vermeld dat hij pas in de laatste 18 maanden van zijn gevangenisstraf voor detentiefasering in aanmerking komt. Klager meent dat de
bestreden beslissing onvoldoende is onderbouwd dan wel gemotiveerd.
Klager meent verder dat gezien zijn hoge leeftijd, zijn gezondheid en de gezondheid van zijn vrouw een uitzondering gemaakt dient te worden op de regel dat hij pas na 18 maanden in aanmerking komt voor p.p. Klager kan dan als mantelzorger de zorg van
zijn vrouw voortzetten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager meent dat de detentie fysiek te zwaar voor hem is en acht het verblijf in een inrichting niet wenselijk voor zijn gezondheid. Ook is hij van oordeel dat
hij bij zijn zieke vrouw moet zijn om haar bij te staan. Er zijn echter geen signalen uit de inrichting die aangeven dat klagers medische situatie het gedetineerd zijn onmogelijk maakt of duidt op detentieongeschiktheid. Daarnaast biedt de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geen ruimte voor inwilliging van klagers wens, omdat klager nog een te groot strafrestant heeft. Klager komt pas voor detentiefasering en het volgen van een penitentiair programma in aanmerking in
de laatste 18 maanden van zijn detentie. Dit betekent dat klager pas medio 2013 voorgesteld kan worden voor een dergelijk traject.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, derde lid van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden
voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is.
Op grond van artikel 4, tweede lid aanhef en onder b, van de Pbw kan aan een p.p. worden deelgenomen gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf direct voorafgaand aan de datum van invrijheidstelling, mits het strafrestant bij
aanvang van de deelname aan het penitentiair programma ten minste vier weken en ten hoogste een jaar bedraagt.

4.2. Gelet op het vorenstaande en klagers einddatum van zijn detentie op 27 februari 2015, komt klager thans niet in aanmerking voor overplaatsing naar een z.b.b.i. en deelname aan een p.p. Gelet op artikel 3 van de Regeling zou klager pas in
aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een b.b.i. bij een strafrestant van maximaal 18 maanden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het
beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven