Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1106/TA, 12 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1106/TA

betreft: [klager] datum: 12 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 april 2010 van de beklagcommissie bij het forensisch psychiatrisch centrum Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.P. Holthuis om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van klagers onbegeleide verlof.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager onbegeleid verlof is omstreeks 9 februari 2010 ingetrokken, omdat hij uitlatingen zou hebben gedaan waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij mogelijkerwijs plannen zou hebben te vluchten naar Peru. Hij beschikte over een machtiging onbegeleid
verlof met overnachtingen sinds 18 september 2009.
Het bepaalde in artikel 56, tweede lid onder a, Bvt is door de beklagcommissie onjuist dan wel te beperkt geïnterpreteerd. Artikel 50 Bvt ziet op alle vormen van verlof, begeleid en onbegeleid, met en zonder overnachtingen. Artikel 56, tweede lid, Bvt
verwijst specifiek naar het derde lid van artikel 50 Bvt en daar vallen dus alle vormen van verlof onder. Artikel 56, tweede lid, Bvt spreekt dan ook van intrekking van verlof als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt. De beperking dat het verlof op
het
moment van intrekken een aaneengesloten periode van meer dan een week moet hebben geduurd, wordt pas daarna geformuleerd. Het is betrekkelijk arbitrair dat dit alleen zou slaan op vormen van verlof waarbij iemand meer dan een week aaneengesloten buiten
de inrichting verblijft.
Als iemand onbegeleid of transmuraal verlof heeft waarbij hij zes nachten buiten de inrichting verblijft en telkens voor een nacht binnenkomt, is iemand zo ver in zijn resocialisatie dat het niet onredelijk is aan te nemen dat de wetgever het mogelijk
heeft willen maken een eventuele intrekking te laten toetsen door beklag- en/of beroepscommissie. De gevolgen kunnen immers enorm zijn.
Ook de term ‘aaneengesloten periode’ duidt niet noodzakelijkerwijs op een verblijf buiten de inrichting. Immers een verlofmachtiging wordt altijd voor een bepaalde aaneengesloten periode afgegeven.
Indien de beroepscommissie dit standpunt niet overneemt, is de bestreden beslissing beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid sub e, Bvt. Weliswaar is de heersende leer dat een tbs-er geen recht heeft op verlof, maar het intrekken hiervan kan
onder omstandigheden wel degelijk onrechtmatig zijn, zeker bij onbegeleid verlof met overnachtingen en dan is er sprake van inbreuk op een recht.
De intrekking duurt nu al bijna vijf maanden, terwijl de enige basis voor de intrekking een ongelukkige uitspraak van klager lijkt te zijn.
Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Een mondelinge behandeling van het beroep had de voorkeur gehad.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gepersisteerd wordt bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Het beklag heeft geen betrekking op een beslissing als bedoeld in artikel 56 Bvt. Onbegeleid verlof betreft nooit een aaneengesloten periode van meer dan een week.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en ziet geen reden voor een mondelinge behandeling van het beroep.

Uit artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt volgt dat alleen kan worden geklaagd over intrekking van verlof dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd.
Klager had onbegeleid verlof met zes overnachtingen buiten de inrichting en er was geen machtiging transmuraal verlof.

De ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden tegen de beslissing tot intrekking van een verlof dat geen aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, is blijkens de Memorie van toelichting op de Bvt gelegen in de wens
te voorkomen dat (overmatige) juridisering van het verlofbeleid schade toebrengt aan het verplegingsproces van de tbs-gestelde. Hetgeen namens klager is aangevoerd, kan daaraan niet afdoen, zodat het niet tot ontvankelijkheid van de klacht kan leiden.

Voorts heeft klagers raadsman aangevoerd dat op grond van artikel artikel 56, eerste lid sub e, Bvt sprake zou zijn van een beklagwaardige beslissing.
De beroepscommissie is van oordeel dat de intrekking van het verlof niet als onrechtmatig kan worden beschouwd.

Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. A.M. van Woensel en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven