Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2076/TA en 10/2077/TA, 9 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 10/2076/TA en 10/2077/TA

betreft: [klager] datum:9 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 9 juli 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting of Oldenkotte,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord de kantoorgenoot van klagers raadsman mr. A.L. Louwerse en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Omdat het lid mr. dr. E.J. Hofstee verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen. Alle aanwezigen hebben verklaard hiermee akkoord te gaan.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. separatie van 19 januari 2010 tot 23 januari 2010;
b. de wijze waarop de inrichting klagers geld heeft beheerd en
c. klager heeft extra werkzaamheden verricht en daarvoor geen loon ontvangen.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a en b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven en ten aanzien van c niet expliciet beslist op het beklag.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Klager had aangegeven dat hij niet wilde spreken met de psychiater [...]. De psychiater was hiervan ook op de hoogte. Vervolgens kwam de psychiater expres met hem spreken. Toen klager niet met hem wilde praten, heeft de psychiater de deur dichtgedaan
en
op slot gedaan. Op klagers afdeling is het beleid dat de deuren overdag niet meer op slot gaan. Het was niet nodig om klagers deur op slot te draaien. Klager voelde zich uitgedaagd en geïntimideerd door het gedrag van de psychiater. Uit boosheid heeft
hij een paar keer tegen de deur getrapt. Daarna is zijn boosheid gezakt.
Toen de staf zijn deur wilde openmaken, kwam het personeel erachter dat de deur in het slot was gevallen waardoor de deur van binnen en van buiten niet meer open kon. De deur is beschadigd door het openmaken.
Separatie was niet noodzakelijk nu klagers boosheid al was gezakt. De ordemaatregel is op onjuiste gronden genomen.
Met betrekking tot b:
Klager heeft elke maand van zijn inkomsten € 50,= geschonken aan goede doelen. Hij dacht dat hij dit kon aftrekken bij de belastingdienst. De inrichting wilde hem niet helpen bij de aangifte bij de belastingdienst. Door de inrichting is onzorgvuldig
gehandeld, omdat klager geen halt is toegezegd. Klager schonk al aan goede doelen in de Dr. S. van Mesdag en is daar in Oldenkotte mee doorgegaan.
Met betrekking tot c:
Klager heeft gedurende lange tijd drie uur extra per dag gewerkt, extra schoonmaakwerk verricht, en daarvoor geen loon ontvangen. Voorts heeft hij drie maanden lang schilderwerkzaamheden verricht bij de hobby- c.q. opslagruimte en ook daarvoor geen
loon
ontvangen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Klager is voorlopig gehoord en gesepareerd door een dienstdoend manager. Binnen vijftien uur is de separatie door het hoofd van de inrichting bekrachtigd. Klager weigerde contact met de psychiater en de psychiater heeft onbewust de deur op slot gedaan.
Klager is toen zo boos geworden en is zo tekeer gegaan dat hij in verband met de orde en de veiligheid in de inrichting gesepareerd diende te worden. Klager had anders kunnen reageren.
Met betrekking tot b:
Het ging niet om een incasso. Klager heeft de vrijheid om binnen de kaders te doen wat hij wil met zijn geld. De inrichting kan dit niet verbieden.
Er was geen reden om met klager hierover in gesprek te gaan. Klager heeft dit onderwerp nooit aangekaart.
Met betrekking tot c:
Alle verpleegden mogen werken. Voor dit soort extra werkzaamheden wordt geen vergoeding gegeven. Dit is hem verschillende keren uitgelegd.
Klager ontvangt iedere vier weken een loonstrook en heeft nooit aangegeven dat de loonstroken niet zouden kloppen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b overweegt de beroepscommissie dat klager volgens zijn eigen verklaring jarenlang geld aan goede doelen heeft geschonken en in die tijd gemerkt moet hebben dat dit niet tot aftrek bij de belastingdienst leidde. De
afschrijving
van de giften geschiedde niet per incasso en hieruit volgt dat klager iedere maand opnieuw de keuze heeft gemaakt om geld over te maken aan (een) goed(e) doel(en).
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken en het behandelde ter zitting vast is komen staan dat het hoofd van de inrichting ter zake geen verwijt kan worden gemaakt. Zij zal derhalve het beroep op dit punt ongegrond verklaren en de
uitspraak
van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van onderdeel c overweegt de beroepscommissie dat uit de uitspraak van de beklagrechter volgt dat niet expliciet is beslist op dit onderdeel van het beklag. De beroepscommissie zal voor wat betreft dit onderdeel het beklag om
proceseconomische redenen zelf afdoen. Zij overweegt dat gebleken is dat er geen financiële vergoeding wordt geboden voor de extra werkzaamheden die klager heeft verricht en dat dit hem is uitgelegd. Klager is iedere vier weken een loonstrook verstrekt
en heeft nooit aangekaart dat hij niet uitbetaald zou zijn voor zijn (extra) werkzaamheden.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ten aanzien van a, b ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met voor wat betreft b aanvulling van de gronden. Zij verklaart het beklag ten aanzien van c ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven